VGS
“Wij zullen het niet verbergen voor hun kinderen, voor het navolgende geslacht, vertellende de loffelijkheden des HEEREN, en Zijn sterkheid en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft.”
Psalm 78 vers 4

Waarom bestaat de VGS eigenlijk, nu al honderd jaar? Vanwege Gods opdracht dat Zijn deugden verkondigd moeten worden (1 Petrus 2: 9-10). We hebben leraren en leraressen nodig die, net als Asaf, een brandend hart hebben om goed van God te spreken.

Asaf werd gedreven door Gods Geest. Hij mag Gods opdracht voor opvoeders en onderwijzers verwoorden in Psalm 78. Het ene geslacht moet aan het volgende geslacht bekend maken Wie God is. Zijn deugden moeten worden verkondigd. Gods deugden, dat zijn Zijn eigenschappen. Daartoe is de geschiedenis van Israël een helder leesbaar boek. Wie God is, wordt duidelijk in wat Hij deed! Daarom roept Asaf in deze Psalm iedereen op om hem na te volgen: ‘Wij zullen het niet verbergen voor (…) het navolgende geslacht, vertellende de loffelijkheden des HEEREN, en Zijn sterkheid en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft.’ (vers 4)

Wat een wonderen worden er genoemd in deze Psalm. Daarin blijken de deugden van God. Zo toont de doortocht door de Rode Zee dat God een wonderdoende en almachtige God is (vers 13). De wolkkolom en de vuurkolom bewijzen dat de Verbondsgod de weg wijst die Zijn volk te gaan heeft. Hij leidde hen van stap tot stap (vers 14). Het water dat uit de steenrots kwam, wijst op Gods trouw: Hij laat Zijn volk niet omkomen, Hij verzadigt en vervult een dor woestijnvolk dat niet anders kan dan murmureren en ongehoorzaam zijn (vers 15 en 16).

De geschiedenis spreekt ook van Gods brandende toorn over de zonde. Het wijst op de deugd van Gods heiligheid en de deugd van Zijn rechtvaardigheid. De kinderen moeten in deze deugden eveneens onderwezen worden. Wij zondigen niet goedkoop: ‘de ziel die zondigt, zal sterven’. En ‘wie God verlaat, heeft smart op smart te vrezen’. Verzoening is nodig! Die is te verkrijgen, door het eenzijdige en vrije genadewerk van God in Christus Jezus. Immers, ‘alleen Zijn bloed reinigt van alle zonden’.

Telkens blinkt in deze Psalm Gods trouw uit tegenover de ontrouw van het volk. God deed manna uit de hemel regenen (vers 24); zo had het volk toch brood, terwijl ze zich de hongerdood hadden waardig gemaakt vanwege hun zondige opstandigheid. En de HEERE schonk hen ook vlees (vers 27) toen ze tegen hun Weldoener (hun Verlosser uit Egypte) in opstand kwamen, omdat hun ziel walgde van dat zeer lichte brood.

Dat alles mag wel tot de uitroep brengen: Is God niet onuitsprekelijk goed voor een zondig volk? Wie er iets van verstaat, leert in schaamte en verootmoediging te bukken en te buigen.

Opvoeders moet niet alleen vertellen van deze deugden van God, opdat de kinderen die verstandelijk weten zouden. Maar het zal, onder Gods zegen, ertoe moeten leiden dat zij ‘zouden opstaan en vertellen ze hun kinderen’. De God van Israël is immers een God van eeuwigheid tot eeuwigheid, de Onveranderlijke, van geslacht tot geslacht? De kennis van Gods deugden die in de geschiedenis van Israël gebleken zijn, moet ertoe leiden dat ‘zij hun hoop op God zouden stellen en Gods daden niet vergeten, maar Zijn geboden bewaren’ (vers 7). Het gaat dus om Gods eer en hun zaligheid van hun zielen.

‘Grote mensen’ als ouders en leraren zien misschien wel neer op ‘die jeugd van tegenwoordig’. Maar… ‘Wie zal een reine geven uit een onreine?’ Daarom rekent de HEERE bij monde van Asaf hier grondig af met alle (subtiele) geestelijke hoogmoed en zelfverheffing. Het doel is volgens vers 8 immers ‘dat zij niet zouden worden gelijk hun vaders’.  Wat waren dat voor mensen? ‘Een wederhorig en wederspannig geslacht, een geslacht dat zijn hart niet richtte, en welks geest niet getrouw was met God.’ Welk voorbeeld ben ik als juf, als meester, leraar of lerares? Wat horen mijn kinderen en kleinkinderen van mij? Spreek ik goed van de Heere, tegenover mijn zonde en onwaardigheid?

Wat wordt er in ons gezin en op onze school gevonden van het werk van Asaf? Hij was een van degenen die mogen verkondigen ‘de deugden Desgenen Die u uit de duisternis geroepen heeft tot Zijn wonderbaar licht’. Ben ik bekend gemaakt met mijn zondige duisternis en schuld? Ben ik gebracht tot Gods wonderbaar licht, dat is ten diepste het Licht der wereld, de Heere Jezus Christus?

Daarvan te mogen getuigen is ten diepste de grote opdracht van Psalm 78!

Wat komt daarvan terecht in mijn leven? Mag ik weleens getuigen van Gods deugden in Hem, Die op Golgotha de deugden van God heeft opgeluisterd? Hij verzoende alle zonde van Zijn wederspannige volk. Mag u op goede gronden van dit onbevattelijke wonder getuigen aan de kinderen en jongeren?

Wat is daarop mijn antwoord? Ja, of… nee? Een derde antwoord is er niet.

Door: Ds. H.A. van Zetten, Nieuw-Beijerland

Meer informatie over het jubileum vindt u op vgs.nl/100jaar.