Deze en heel veel andere vragen heeft de vaste Kamercommissie voor Onderwijs, Cultuur en Wetenschap gesteld aan minister Slob (Onderwijs) over zijn burgerschapswet. De VGS heeft zich daarover recent uitgesproken.
De SGP vindt eigenlijk dat Slob zich in zijn wetsvoorstel zou moeten richten op de democratische rechtsstaat. Nu noemt hij een aantal basiswaarden die bij burgerschapsonderwijs aan de orde moeten komen: vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Over die basiswaarden is bepaald geen overeenstemming, betoogt de SGP. Christenen kunnen bijvoorbeeld een waarde als vrijheid anders definiëren dan liberalen.
Als het al nodig zou zin om scholen van staatswege te verplichten ‘hun leerlingen een aantal specifieke basiswaarden tussen de oren [te] brengen’, dan moeten scholen volgens de SGP ‘weten waar ze aan toe zijn.’ Het kan niet zo zijn dat de keuze van de basiswaarden na verloop van tijd weer wijzigt of ‘dat de Inspectie een specifieke invulling van de kernwaarden kan geven.’
Het CDA wijst Slob er op dat scholen juist door ouders zijn gekozen omdat de grondslag overeenkomst met hun eigen opvattingen. Die fractie wil daarom van hem weten welke ruimte scholen hebben ‘om het burgerschapsonderwijs zo vorm te geven dat het overeenkomt met de grondslag en identiteit van de school.’
De ChristenUnie hoort graag van Slob hoe hij de vrijheid van onderwijs waarborgt, ‘ook wanneer er meer vastgelegd gaat worden over de inhoud van het burgerschapsonderwijs in wet- en regelgeving.’ Scholen mogen aan de ene kant zelf inhoud en vorm geven aan dat onderwijs, leest die partij in het wetsvoorstel. Maar aan de andere kant worden begrippen als ‘actief burgerschap’ en ‘sociale cohesie’ door de regering ‘uitgebreid ingekleurd.’ Hebben scholen met dit nieuwe wetsvoorstel ‘nog wel daadwerkelijke vrijheid om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten?’ vraagt de CU zich af.
Glad ijs
De drie christelijke partijen willen ook van Slob weten hoe de Inspectie het burgerschapsonderwijs gaat toetsen. ‘Kan de regering borgen dat de Inspectie daadwerkelijk terughoudendheid betracht’, aldus de ChristenUnie, ‘en zich niet inhoudelijk uit zal spreken over de keuzes die scholen maken bij het uitvoeren van de burgerschapsopdracht?’
De SGP meent dat het ‘vrijwel ondoenlijk’ zal blijken om een helder toetsingskader te ontwikkelen. Het wetsvoorstel spreekt over allerlei sociale en maatschappelijke competenties als waarheidsgetrouwheid, empathie en sympathie. Maar hoe kun je die meten? Dat kan volgens de SGP ‘eigenlijk niet anders dan op een gekunstelde manier en met een hoge verantwoordingslast in beeld worden gebracht.’ De partij vraagt zich af waarom het kabinet zich op dat ‘gladde ijs’ begeeft en waarom het scholen ‘met deze onbepaalde opdracht wil opzadelen.’
Terughoudend
Kritisch zijn CDA, ChristenUnie en SGP ook over de plicht voor het bevoegd gezag om ervoor te zorgen dat de basiswaarden van de democratische rechtsstaat structureel onderdeel uitmaken van de cultuur op school.
De Inspectie zal volgens de wet omwille van de onderwijsvrijheid ‘terughoudend’ zijn in de manier waarop zij besturen op dit punt controleert. Het CDA is bang dat dat anders uitpakt. De Inspectie zal er ‘moeilijk aan kunnen komen enig oordeel te vellen over de inhoud en daarmee een oordeel over de toepassing van de grondslag van de school in de vertaling naar burgerschap in het algemeen en de vaardighedencomponent in het bijzonder.’
De ChristenUnie vindt de zorgplicht voor het bevoegd gezag, net als de Onderwijsraad, ‘onnodig.’ Als scholen aan de slag gaan met hun burgerschapsopdracht zal dat ‘automatisch’ ook in de schoolcultuur te merken zijn, meent de coalitiepartij. ‘Het invoeren van een aparte zorgplicht is in feite een nieuwe deugdelijkheidseis die veel consequenties met zich meebrengt, terwijl niet geheel duidelijk is waar schoolbesturen op beoordeeld zullen worden door de Inspectie.’
Laat het bevoegd gezag zélf aangeven wat de beoogde burgerschapscultuur is, suggereert de SGP, en laat het inspectietoezicht zich dan daarop richten.
Forse rol
Maatschappelijke vraagstukken oplossen is niet de primaire verantwoordelijkheid van scholen, memoreert de ChristenUnie. Dat is in eerste instantie aan ouders, verenigingen en maatschappelijke instellingen. De partij constateert dat het kabinet met de nieuwe wet scholen toch een ‘forse rol toekent ten aanzien van het bevorderen van burgerschap.’ Is die ingreep in de opdracht aan scholen eigenlijk wel ‘gerechtvaardigd en proportioneel?’, wil de CU weten. En hoe spreekt het kabinet ouders en anderen aan op hún verantwoordelijkheid in dezen?
Naar verwachting zal minister Slob binnen enkele weken op deze vragen antwoorden. Daarna kan het debat over de burgerschapswet beginnen.