VGS

Het zal geen verrassing zijn dat de politieke partijen die zich baseren op een christelijke grondslag waarde hechten aan artikel 23. CDA, ChristenUnie en SGP spreken alle drie lovende woorden over de onderwijsvrijheid. Historisch gezien is dat ook logisch. De onderwijspacificatie is uiteindelijk een compromis waarbij de confessionele partijen onder andere gelijke bekostiging van het bijzonder onderwijs in de wacht sleepten. Vanouds geven de confessionele partijen ook veel ruimte aan het maatschappelijke middenveld, waarbij de rol van ouders en maatschappelijke initiatieven groot is en de invloed van de overheid automatisch beperkt wordt.

De ChristenUnie legt sterk de verbinding tussen artikel 23, met name de vrijheid van inrichting, en de identiteit van de school. De vrijheid van onderwijs geeft ruimte om werk te maken van de identiteit. ‘Onderwijs is niet neutraal”, aldus de CU. ‘Alle scholen werken vanuit een onderwijskundige en levensbeschouwelijke basis.’

Zij geven terecht het primaat aan de ouders als het gaat om de opvoeding van het kind. Ouders kiezen ‘een school die past bij hun opvoeding en levensovertuiging’.

Het CDA spreekt gelijkluidende woorden. Zij stimuleren ‘ouders om medeverantwoordelijkheid te nemen voor hun scholen door bijvoorbeeld schoolverenigingen en ouderinitiatieven’.

De SGP behandelt het thema onderwijs bewust in samenhang met het gezin, omdat onderwijs en opvoeding hand in hand gaan. In de initiatiefnota ‘Onderwijs met ouders’ werken Roelof Bisschop (SGP) en René Peters (CDA) het belang van ouderbetrokkenheid verder uit (beluister ook de podcast hierover met VGS-bestuurder Pieter Moens).

De SGP benadrukt dat de burgerschapsopdracht formeel ruimte biedt en wil die ruimte ook behouden

De partijen komen wat uitgangspunten betreft overeen. In hun verkiezingsprogramma’s zetten ze ieder wel hun eigen accenten. Zo sluit het CDA nadrukkelijker aan bij de pluriforme samenleving als fundament onder artikel 23. De vrijheid van onderwijs geeft ruimte voor pluriformiteit en dus vrijheid wat schoolkeuze betreft. De ChristenUnie zet meer in op de identiteit van de school. Omdat de vormgeving daarvan ‘bezinning, tijd en deskundige ondersteuning’ vergt, ‘krijgen scholen meer budget om deze vormgeving goed te organiseren.’

De SGP benadrukt dat de burgerschapsopdracht formeel ruimte biedt en wil die ruimte ook behouden zodat scholen de burgerschapsopdracht vanuit eigen identiteit kunnen vormgeven.

De confessionele partijen zijn dus niet ver van hun wortels geraakt. Ze dragen alle drie de onderwijsvrijheid een warm hart toe en benadrukken het belang van de aansluiting tussen de school en het gezin.