Bestuursgericht toezicht houdt in dat het vierjaarlijkse bezoek van de inspectie aan iedere school begint bij het bestuur. Dat is immers verantwoordelijk voor het reilen en zeilen daar. ‘In ons toezicht vormen de verantwoordelijkheid van besturen voor onderwijskwaliteit en hun ambities het uitgangspunt’, legt de inspectie uit op haar website.
Bij elk bezoek doet de inspectie twee dingen. Ze let er eerst op of het onderwijs ten minste voldoet aan de basiskwaliteitseisen die de wet stelt. Dat is de controlerende taak van de inspectie. Daarnaast spreekt de inspectie met het bestuur over zijn ambities, bekijkt ze of het bestuur zijn eigen doelen haalt en of dat beter kan. Dat is de stimulerende taak van de inspectie. Zo wil de dienst bevorderen dat scholen uitstijgen boven het minimumniveau van voldoen aan de basiskwaliteit.
Houding
Deze zogeheten bestuursgerichte aanpak heeft inmiddels drie schooljaren gedraaid. Vanaf augustus 2021 gaat een nieuwe periode van vier jaar in waarin alle scholen worden bezocht. In aanloop naar dat moment heeft de inspectie haar werkwijze tegen het licht laten houden. Dat leidt tot enkele aanpassingen in het toezicht, kondigde de inspectie onlangs aan, bedoeld om het bestuursgerichte toezicht verder te ‘versterken’. Zo wil de inspectie het onderscheid tussen haar beoordelende en stimulerende taak ‘beter gaan verankeren’ in haar aanpak. Uit de evaluatie is namelijk gebleken dat de ‘houding van een inspecteur belangrijk is voor de impact van het toezicht.’ Een meer open gesprek leidt bij het veld tot meer vertrouwen, aldus de inspectie, en dat is belangrijk voor het tot stand komen van een verbetercultuur. ‘Als vooral het streng beoordelen centraal staat, heeft een inspecteur minder impact op de verbetercultuur. Deze houding is echter noodzakelijk bij besturen en scholen die niet aan de basiskwaliteit voldoen. Stimuleren boven basiskwaliteit is dan nog niet aan de orde.’
‘Een meer open gesprek leidt bij het veld tot meer vertrouwen.’Inspectie van het onderwijs
Speerpunten
Behalve de manier van werken past de inspectie ook haar onderzoekskader aan. In het nieuwe kader – voor de periode 2021-2024 – zal de inspectie ‘duidelijk maken dat we aandacht gaan besteden aan problemen die de individuele school en het individuele bestuur overstijgen en die naar voren komen in ons stelseltoezicht zoals de Staat van het Onderwijs, themaonderzoeken en Peil-onderzoeken.’
De inspectie is nu al bezig om de speerpunten en aanpassingen te verwerken in de nieuwe onderzoekskaders. In het najaar worden die uitgebreid voorgelegd aan besturen, scholen, belangenorganisaties en het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. Na een aanpassing en een juridische toetsing start de inspectie in augustus 2021 met het aangepaste kader.
Achterstanden
De komende tijd loopt het inspectietoezicht door, meldde de dienst recent: ‘Dat is juist van belang vanwege de uitdagingen waar het onderwijs nu voor staat. Het is belangrijk in de gaten te houden waar risico’s voor de onderwijskwaliteit ontstaan.’
De inspectie onderzoekt onder andere wat de impact is van COVID-19 op het onderwijs. Hierbij brengt ze onder andere de leereffecten en de mogelijk ontstane achterstanden van het afstandsonderwijs in kaart. De uitkomsten van het onderzoek verschijnen in april 2021 in de Staat van het Onderwijs. Verder lopen de vierjaarlijkse onderzoeken naar besturen en scholen door, zodat alle besturen voor de zomer van 2021 zo’n onderzoek hebben gehad.
In haar toezicht houdt de inspectie rekening met de bijzondere situatie die door het coronavirus is ontstaan. De komende periode vindt het toezicht zo veel mogelijk op afstand plaats. Alleen waar nodig gebeurt dit op locatie, dus op de school of instelling; waarbij rekening wordt gehouden met de RIVM-voorschriften. Een bezoek op locatie kan bijvoorbeeld plaatsvinden als de inspectie risico’s constateert.