VGS

Dat heeft minister Wiersma van Onderwijs geantwoord op Kamervragen over de Staat van het Onderwijs 2022.

Eén van de vragen luidde of er spanning is tussen de vrijheid van onderwijs en de vervulling van de burgerschapsopdracht. De wetgever mag op basis van artikel 23 van de Grondwet beperkingen stellen aan de onderwijsvrijheid, aldus Wiersma. ‘Bijvoorbeeld om de veiligheid van leerlingen te waarborgen, om de democratische rechtstaat te beschermen of om gelijke behandeling te garanderen.’

De wettelijke burgerschapsopdracht tot bevordering van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat en aandacht voor risico’s die zich daarbij kunnen voordoen, ‘zijn daarvan een belangrijk onderdeel’, vervolgt de bewindsman.

Aan welke risico’s hij dan precies denkt, maakt Wiersma hier niet duidelijk. Maar uit bijvoorbeeld zijn vragenbeantwoording over de Wet uitbreiding bestuurlijk instrumentarium onderwijs kunnen we opmaken dat hierbij vooral gedacht wordt aan onveiligheid voor LHBTI-leerlingen op religieuze scholen, of anti-rechtsstatelijke sprekers op islamitische scholen.

Misverstand

De manier waarop een school haar identiteit uitdraagt, mag ‘nooit in strijd zijn met de basiswaarden van de democratische rechtstaat’, schrijft Wiersma verder. ‘Daarover kan geen enkel misverstand bestaan.’ De onderwijsvrijheid is ‘dus niet absoluut en kan alleen bestaan als scholen daarbij binnen de grenzen van de wet blijven en de basiswaarden van onze democratische rechtstaat respecteren.’

In de praktijk kan er – onderkent de minister – ‘soms spanning ontstaan op het grensvlak tussen de verschillende grondrechten en wettelijke eisen.’ De inspectie ziet er op toe dat scholen zich aan de wet houden. Dat doet ze ‘met oog voor de grondwettelijke onderwijsvrijheid’, verzekert hij.

Mochten de school en de inspectie daarover van mening (blijven) verschillen, dan kunnen ze zo nodig een beroep doen op de rechter en hem vragen ‘om te beoordelen of de verschillende grondrechten in een specifieke beoordeling op de juiste wijze zijn gewogen.’

De inspectie heeft ons gemeld dat ‘er dit lopende jaar geen handhaving plaatsvindt tenzij er een overtreding is op het gebied van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat.’

Redelijkheid

De Kamer wilde ook van Wiersma weten hoe de Onderwijsinspectie precies toezicht houdt op naleving van de burgerschapswet. Die wet is in augustus 2021 ingegaan. ‘Zoals gebruikelijk’ houdt de inspectie in het eerste jaar rekening met de tijd die scholen ‘in redelijkheid nodig hebben voor implementatie’, aldus Wiersma. ‘Als er echter sprake is van strijdigheid met de basiswaarden of als scholen niet of nauwelijks werken aan bevordering van burgerschap, treedt de inspectie handhavend op.’

Komend cursusjaar gaat de inspectie dus wel alle eisen uit de burgerschapswet handhaven. Met één uitzondering. Scholen zijn weliswaar wettelijk verplicht om de resultaten van hun burgerschapsonderwijs te monitoren, maar op dit punt zal de inspectie ‘vooralsnog ook na 1 augustus 2022 vooral stimulerend optreden’, schrijft de minister. Dit ‘omdat veel besturen en scholen hiermee nog weinig ervaring hebben.’

Overtreding

In het zogeheten Ringenoverleg met de Onderwijsinspectie hebben VGS en VBSO navraag gedaan naar het inspectietoezicht op de burgerschapswet. De inspectie heeft ons daarover gemeld dat ‘er dit lopende jaar geen handhaving plaatsvindt tenzij er een overtreding is op het gebied van de basiswaarden van de democratische rechtsstaat.’

VGS en VBSO roepen scholen op om ervaringen met het inspectietoezicht (zowel positief als negatief) met ons te delen. Op basis daarvan kunnen wij nagaan of de inspectie zich aan haar toezegging houdt, en indien nodig kunnen wij namens onze scholen het gesprek aangaan met de inspectie. Later dit jaar hopen we onze leden hierover ook gericht te benaderen via een onlinepeiling.

Meer weten?