Er zijn aparte kaders voor:
- de voorschoolse educatie en het primair onderwijs;
- het (voortgezet) speciaal onderwijs;
- het voortgezet onderwijs;
- het middelbaar beroepsonderwijs.
Op haar website beschrijft de inspectie wat de belangrijkste veranderingen inhouden en waarom het kader is herzien. U kunt ook een pdf downloaden met alle informatie op een rij.
Schooleigen invulling
In de nieuwe onderzoekskaders zijn de eisen uit de burgerschapswet verwerkt in de standaarden. ‘Deze uitwerking maakt het voor scholen inzichtelijk hoe het toezicht er in de praktijk zal uitzien’, aldus minister Slob (Onderwijs) in een brief aan beide Kamers van de Staten-Generaal, ‘en is in lijn met de reikwijdte van het toezicht zoals deze in het wetsvoorstel is vastgesteld.’
Daarbij, benadrukt hij, ‘is ruimte voor een schooleigen invulling van de burgerschapsopdracht, passend bij de onderwijsvrijheid die scholen toekomt.’ De inspectie zal volgens Slob ‘terughoudendheid betrachten als het gaat om het toezicht op de visie van scholen, maar scherp toezien of deze visie conform de wettelijke eisen tot uiting komt en alle onderdelen bevat die het wetsvoorstel daaraan stelt.’
De VGS heeft tijdens de behandeling van de burgerschapswet steeds samen met de andere profielorganisaties aangedrongen op een terughoudende rol van de inspectie.
Tijdens het debat in de Eerste Kamer over de burgerschapswet vroeg CU-senator Verkerk nog specifiek naar de werkwijze van inspecteurs. Hoe gaat de inspectie ermee om als de eigen waarden van de inspecteur fors schuurt met die van de scholen die hij of zij bezoekt, wilde hij weten. ‘Het zou kunnen dat ze zich misschien bij de ene school wat meer thuis kunnen voelen dan bij een andere’, erkende Slob, ‘maar dat mag hun professionele uitvoering van hun taak niet in de weg staan.’
Minimumeisen
In een noot onderaan de kaders geeft de inspectie een toelichting op de normen van het wetsvoorstel. De toezichthouder onderstreept dat ze geen “eigen” eisen hanteert: alleen de burgerschapswet is uitgangspunt, die bevat minimumeisen. ‘Dat betekent dat zolang scholen aan wettelijke eisen voldoen, invullingen gekozen kunnen worden die passen bij de school.’
De wet vraagt van scholen om ‘actief burgerschap en sociale cohesie op doelgerichte en samenhangende wijze te bevorderen’; dat moet ook op een ‘herkenbare’ manier gebeuren. De school moet daarbij de leerresultaten op ‘betrouwbare en inzichtelijke wijze in kaart brengen.’ Wat de inspectie daaronder precies verstaat, beschrijft ze uitgebreid in de noot onderaan de kaders.
Daarin gaat ze bijvoorbeeld in op de plicht voor besturen om zorg te dragen ‘voor een schoolklimaat dat in overeenstemming is de basiswaarden (…) en voor een veilig, inclusief schoolklimaat waarin allen zich geaccepteerd voelen.’ Of een bestuur daar adequaat voor zorgt, ‘blijkt uit uitvoering van beleid waardoor het bestuur daarin inzicht heeft en zo nodig verbeteringen realiseert.’
Autonomie
In de noot staat ook meer informatie over de basiswaarden van de democratische rechtstaat: vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit. Scholen moeten aandacht besteden aan vrijheid van meningsuiting, het gelijkheidsbeginsel, begrip, verdraagzaamheid, het afwijzen van onverdraagzaamheid en discriminatie, en autonomie en verantwoordelijkheidsbesef, stelt de inspectie. Wat ze daar precies onder verstaat, werkt ze onderaan de kaders verder uit. Zo betekent autonomie bijvoorbeeld ‘dat iedereen zelf kan bepalen wie hij/zij wil zijn en hoe hij/zij zijn/haar leven wil leiden. Iedereen is dus bijvoorbeeld vrij om zelf te bepalen welke denkbeelden of welk geloof voor hem/haar belangrijk zijn/is.’
Actieve bevordering van de basiswaarden ‘neemt binnen de wettelijke [burgerschaps]opdracht een centrale plaats in’, schrijft de inspectie. ‘Van scholen wordt verwacht dat zij werken aan borging en overdracht van de basiswaarden. Ten overvloede zij daarbij opgemerkt dat uit deze opdracht ook volgt dat onderwijs of handelen van de school niet in strijd met basiswaarden kan zijn.’
Uitgangspunt bij het toezicht is dat scholen blijk geven van inzicht in hun leerlingenpopulatie en hun leefwereld en dit, indien nodig, vertalen naar het onderwijs. Verder is van belang dat de basiswaarden structureel onderdeel zijn van de schoolcultuur en dat deze daarmee in overeenstemming is. ‘De inspectie ziet toe op de naleving daarvan via de zorg van het bestuur voor een schoolcultuur waarin alle betrokkenen basiswaarden als centrale spelregels hanteren en voorleven en voor een omgeving waarin leerlingen worden gestimuleerd actief te oefenen met de omgang met basiswaarden.’
Theologische traditie
Het onderwijsveld is nauw betrokken geweest bij de totstandkoming van het toezicht op het burgerschapsonderwijs in de onderzoekskaders, aldus Slob in zijn brief aan de Kamers. Onder meer tijdens het zogeheten ringenoverleg kwam dat ter sprake.
Aan dat overleg hebben VGS en VBSO deelgenomen. Daarbij hebben we bijvoorbeeld een- en andermaal opmerkingen gemaakt over de operationalisatie van de basiswaarden in de burgerschapswet. Zo wezen we er op dat een basiswaarde als autonomie ‘in de theologische traditie waarin onze scholen staan, (…) niet louter positief [is] gekleurd’ en dat wij in onze schoolpraktijk daarom doorgaans spreken over verantwoordelijkheid. ‘Bij het toezicht is het dus belangrijk dat school en inspectie met elkaar in gesprek gaan over wat ze bedoelen met de begrippen die wederzijds worden gebruikt.’
Meer informatie?
Zie vgs.nl/burgerschap voor eerdere berichtgeving over de burgerschapswet en over hoe scholen die wet kunnen uitvoeren.