VGS

Wij zijn namelijk door een onderzoeksconsortium bestaande uit Oberon, KBA Nijmegen en de Radboud Universiteit uitgenodigd mee te doen aan een evaluatie van de wijzigingen in de Wet op het onderwijstoezicht (WOT) als gevolg van de initiatiefwet van Bisschop (SGP), Van Meenen (D66) en Rog (CDA).

Die evaluatie moet antwoord geven op deze onderzoeksvraag: Hoe hebben de volgende wijzigingen als gevolg van de initiatiefwet Bisschop invloed op de praktijk van het toezicht houden door de Inspectie van het Onderwijs?

De onderzoekers noemen vier deelaspecten die ze onder de loep nemen:

  • het onderscheid tussen controleren en stimuleren;
  • het gebruik van het schoolplan als uitgangspunt voor vierjaarlijkse schoolbezoeken in het funderend onderwijs;
  • de versterkte rechtsbescherming van scholen en afdelingen in het funderend onderwijs die als zeer zwak worden beoordeeld;
  • en de herijking van de verhoudingen tussen de inspectie, de minister en beide Kamers.

Ons gesprek met de onderzoekers vindt plaats tussen 15 en 25 maart. Uiterlijk eind februari horen wij graag uw ervaringen op bovengenoemde punten. En of het doel van de wet (zie hieronder) wat u betreft is behaald, c.q. wat er nodig is om dat alsnog te bereiken. Uw reactie kunt u geven via een onlinevragenformulier of mailen naar ondergetekende. Alvast veel dank daarvoor.

Sowieso staan wij open voor feedback op het optreden van de Onderwijsinspectie. Namens u kunnen wij dat dan bijvoorbeeld ook inbrengen bij het zogenoemde Ringenoverleg dat we driemaal per jaar met de inspectie hebben.

‘Het wetsvoorstel brengt een helder onderscheid aan tussen het toezicht en de overige taken van de inspectie’

Bezwaar

De Tweede Kamer ging in september 2015 akkoord met Bisschops wetsvoorstel. Indertijd nam ze ook een voorstel aan van SGP’er Dijkgraaf om het kabinet binnen 5 jaar verslag uit te laten brengen over de doeltreffendheid en effectiviteit van de wet. Bovengenoemde evaluatie is daarvoor bedoeld.

In een nieuwsbericht van Verus maakte Bisschop destijds duidelijk waarom hij met de initiatiefwet was gekomen: ‘Als je kijkt naar de beoordelingsstaten, de lijsten van de inspectie en de indicatoren waarop een school wordt beoordeeld, dan is er uit het oogpunt van het onderwijs, en naar ik meen ook van de overheid, een groot bezwaar. Allerlei formele wettelijke vereisten, de deugdelijkheidseisen, en bijkomende wensen, die soms door de inspectie additioneel zijn ontwikkeld, vloeien ineen in één overzicht. Dat loopt allemaal door elkaar heen. Het is voor een school niet duidelijk of zij formeel wettelijk aan een eis moet voldoen of dat die meer de status van een advies van de inspectie heeft. Die onduidelijkheid, onzuiverheid en vermenging van formele eisen en informele wensen, of wellicht iets formelere wensen die niet wettelijk geborgd zijn, vormen een ernstig manco’.

Normerende uitspraken

Zijn wet maakt onderscheid tussen de zaken die wel en de zaken die niet tot de deugdelijkheidseisen behoren. Alleen op deugdelijkheidseisen kan toezicht gehouden worden omdat die gebaseerd zij op wettelijke voorschriften.

‘Het wetsvoorstel brengt daarom een helder onderscheid aan tussen het toezicht en de overige taken van de inspectie’, aldus Bisschop. ‘De inspectie houdt de verantwoordelijkheid om de kwaliteit van het onderwijs over de volle breedte te stimuleren. Maar dat is niet allemaal onderdeel van het toezicht. De inspectie moet er dus voor zorgen dat zij alleen in het kader van het toezicht ook beoordeelt, oordelen uitspreekt, normerende uitspraken doet. Die moeten dus altijd gebaseerd zijn op de deugdelijkheidseisen. Alleen dan kan de inspectie aangeven waarin de school fundamenteel tekortschiet. Buiten de sfeer van het toezicht op de deugdelijkheidseisen moet het voor scholen volstrekt duidelijk zijn dat het gaat om inzichten en adviezen van de inspectie, waarvan de school desgewenst kan afwijken zonder dat dat tot sancties leidt’.