Zoals te verwachten was, hebben de senatoren net als hun collega’s van de Tweede Kamer veel aandacht besteed aan de vraag of dit wetsvoorstel de segregatie bevordert. Ook werd gevraagd naar de relatie met thema’s als de kwaliteitstoets, het lerarentekort en de onderwijshuisvesting.
Bestaande scholen
Wat opvalt is dat ook de senatoren zoeken naar een goede balans tussen de rechten van bestaande scholen en de mogelijkheden die initiatiefnemers hebben om een nieuwe school te starten. Minister Slob wijst daarbij op het belang van het gesprek. Initiatiefnemers dienen de schoolbesturen en de gemeente uit te nodigen voor een overleg. Het gaat echter te ver om dit overleg de status van ‘een op overeenstemming gericht overleg” te geven. Naar de mening van de minister past het niet bij de vrijheid van onderwijs om gemeenten en/of schoolbesturen een mogelijkheid te bieden om een nieuwe school tegen te houden.
Stichtingsnormen
Minister Slob vindt het belangrijk dat er alleen scholen ontstaan die kunnen rekenen op voldoende en duurzame belangstelling. Daarom wil hij vasthouden aan de huidige (hoge) stichtingsnormen. Dit is opvallend, omdat in eerdere plannen van OCW de gedachte was om op termijn deze stichtingsnormen wel te verlagen.
Burgerschap
De SGP-fractie wil weten wat precies moet worden verstaan onder het in het wetsvoorstel omschreven toezicht op de beschrijving van het voorgenomen beleid inzake de kwaliteit van het burgerschapsonderwijs. In reactie daarop schrijft minister Slob dat de inspectie kijkt of het de verwachting is dat de nieuw te starten school zal voldoen aan de wettelijke eis om burgerschapsonderwijs te verzorgen. Daarbij verwijst hij tevens naar het wetsvoorstel, dat de burgerschapsopdracht aan scholen moet verduidelijken en dat nu bij de Tweede Kamer ligt.
Vervolg
Naar aanleiding van deze vragenbeantwoording krijgen de senatoren tot 4 februari de gelegenheid om nadere vragen te stellen. Vervolgens zal de minister deze vragen in een nadere Memorie van Antwoord beantwoorden. De verwachting is dat daarna het plenaire debat over het wetsvoorstel in de Eerste Kamer zal plaatsvinden, waarna uiteindelijk de stemming over het wetsvoorstel volgt. Het streven is nog steeds om de wet per 1 juni 2020 in werking te laten treden. Op uitnodiging van OCW denkt de VGS samen met andere profielorganisaties momenteel mee over de wijze waarop de wettelijke bepalingen vertaald kunnen worden in lagere regelgeving. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan de wijze waarop de belangstellingsmeting vorm gegeven kan worden, hoe de aanvraagprocedure verloopt etc.