Meerderheid is voor het wetsvoorstel
Uit de plenaire bespreking is duidelijk naar voren gekomen dat de rechten van individuele leerkrachten en leerlingen prevaleren boven het recht van scholen en organisaties om eigen beleid te voeren vanuit hun grondslag. Hoewel de Eerste Kamer veel kritische vragen heeft gesteld aan de indieners van het wetsvoorstel en de senatoren er openlijk voor uitkwamen het wetsvoorstel ingewikkeld te vinden, heeft een meerderheid aangegeven volgende week dinsdag toch vóór het wetsvoorstel te zullen stemmen. Dat zijn de partijen VVD, PvdA, SP, D66, GroenLinks en OSF: deze partijen waren ondanks enkele kritiekpunten vol lof over het wetsvoorstel, in tegenstelling tot de christelijke partijen. Een dag na het debat heeft het CDA laten weten toch voor het wetsvoorstel te zullen stemmen. De ruimte om homoseksuele relaties af te wijzen zal met dit wetsvoorstel komen te vervallen. Dat dit een inperking is van de vrijheden van christelijke scholen om personeels- en toelatingsbeleid te hebben dat voortvloeit uit hun grondslag, is duidelijk. Wat voor uitwerking dit heeft, wordt in dit artikel kernachtig omschreven. Individuele vrijheid gaat boven alles, zo is het devies van de indieners van het wetsvoorstel. Zij waren ook aanwezig tijdens het debat om hun wetsvoorstel te verdedigen.
Focus in het debat
Opvallend was dat het debat vooral ging over orthodox-religieuze scholen en hun houding ten opzichte van homoseksuele leerkrachten en leerlingen. Dit werd ook zo opgemerkt door de CU. Hoewel de indieners van het wetsvoorstel zich haastten om te zeggen dat het wetsvoorstel ziet op álle openbare en bijzondere scholen in Nederland, was heel duidelijk dat het toch vooral om de (orthodox-)christelijke scholen ging. Het schrappen van de enkele-feitconstructie is voor de indieners een middel om er voor te zorgen dat er op deze scholen geen onderscheid meer gemaakt mag worden op grond van het enkele feit van homoseksualiteit, ongeacht de vraag of de grondslag van de school die homoseksualiteit verwerpt. Een enkel Kamerlid durfde het aan om zich af te vragen wat voor probleem met het schrappen van het enkele feit nu eigenlijk wordt opgelost, omdat uit de praktijk blijkt dat er amper jurisprudentie op dit punt bestaat. De indieners van het wetsvoorstel gaven bij monde van Tweede Kamerlid Bergkamp (voormalig voorzitter COC) aan dat het vooral gaat om het uit de weg ruimen van 20 jaar onduidelijkheid en rechtsonzekerheid. Zij vinden dat het belang van de individuele homoseksuele leerkracht of leerling boven het belang van een school gaat om volgens een grondslag te handelen. Hier treft u het verslag van de Eerste Kamer aan.
Kritische noot christelijke partijen
De drie christelijke partijen in de Eerste Kamer waren zeer kritisch op het wetsvoorstel. CDA riep bij monde van senator Van Bijsterveld op om met dit wetsvoorstel geen karikaturaal beeld van christelijke scholen te schetsen, alsof zij zouden discrimineren op het punt van homoseksualiteit. Dat is volgens haar niet terecht. In de afgelopen decennia heeft de AWGB daarbij weinig problemen gegeven en er is amper jurisprudentie op dit punt. De acceptatie van homoseksualiteit is in alle geledingen van de samenleving al toegenomen. Daarnaast gaf ze aan dat met het aannemen van dit wetsvoorstel de spanningen op de scholen op het gebied van homoseksualiteit niet weggenomen kunnen worden. Een stuk nuchterheid is hierbij op zijn plaats. Verder hamerde zij erop dat er altijd ruimte moet blijven voor verschillende levensbeschouwingen en respect voor minderheden. Er moet ruimte worden geboden aan de geloofwaardigheid van organisaties, die handelen volgens een grondslag. Het schrappen van het enkele feit leidt volgens haar niet tot een andere situatie. De oplossing ligt niet in gedetailleerde wetgeving op dit punt, omdat geen enkele casus vergelijkbaar is. Het is aan de rechter om hierin afwegingen te maken. Belangrijker vindt ze dat over het thema seksuele diversiteit gesprekken plaatsvinden op de scholen.
Vrijheid van het individu staat bovenaan
CU en SGP stelden vragen over de verschuiving van grondrechten in de nieuwe Algemene Wet Gelijke Behandeling. Senatoren Kuiper en Holdijk stelden dat in het wetsvoorstel het grondrecht gelijke behandeling niet naast, maar boven de grondrechten van vrijheid van onderwijs en van godsdienst worden geplaatst en hebben hun zorgen geuit over die verschuiving in de grondrechtenbalans. Het wetsvoorstel gaat er in hun optiek vanuit dat het recht van het individu voorrang heeft boven de rechten van de school. Dit werd weersproken door mevrouw Bergkamp, die stelde dat de vrijheid van onderwijs zich niet verzet tegen de algemeen geldende wetten zoals de AWGB. In haar optiek blijft er een nevenschikking van grondrechten, al moet de praktijk gaan uitwijzen hoe de grondrechtenbalans zal zijn. Tijdens het debat kwamen de partijen op dit punt niet nader tot elkaar.
Regering
Ook minister Plasterk was namens de regering aanwezig tijdens het debat. In zijn betoog sprak hij zijn waardering uit voor het wetsvoorstel, dat mede namens zijn partij (PvdA) is ingediend. Dat reformatorische scholen onveiliger zouden zijn op het gebied van homoseksualiteit, werd door hem echter sterk ontkracht. Hij memoreerde aan het feit dat hij in het verleden een aantal reformatorische scholen heeft bezocht, en dat hem tijdens die schoolbezoeken was opgevallen dat daar zelfs meer, liefdevoller, respectvoller en opener werd gesproken over homoseksualiteit dan op veel openbare scholen het geval was, waar het thema soms zelfs verzwegen werd. Hij gaf aan dat de nieuwe wet in 2017 door de regering geëvalueerd zal worden.
Wat betekent dit voor het reformatorisch onderwijs?
De VGS heeft zich vanwege principiële redenen steeds verzet tegen het schrappen van het enkele feit. Anderzijds is door de VGS altijd betoogd dat het ‘enkele feit’ van iemands levenswijze in feite niet bestaat, zoals veel politieke partijen beweren. Het denken over de levenswijze is namelijk ingebed in een breder palet van opvattingen en het lezen van de Bijbel. Daarom vinden wij dat de VGS-scholen moeten kunnen vasthouden aan die lijn, die immers de basis is voor de grondslag van de school. Dat betekent echter ook dat er bij afwijkingen van de identiteit het gesprek wordt aangegaan vanuit het Bijbelse fundament van de school. Vragen die dan gesteld kunnen worden, zijn bijvoorbeeld: Hoe denkt de leerkracht daarover? Is er sprake van een gedeelde visie op de Bijbel? Wat betekent dat voor het dagelijks leven? Alleen op die basis kan er goed en liefdevol personeelsbeleid tot stand komen. We willen hierbij wijzen op het VGS-Identiteitsprofiel dat uitgangspunt kan zijn bij het personeelsbeleid op de scholen. De identiteit van de christelijke / reformatorische school wordt namelijk gekenmerkt door hen die lesgeven en betrokken zijn bij de school. Daarbij is het cruciaal dat het personeel loyaal en trouw is aan de grondslag, maar ook geloofwaardig is als pedagogisch identificatiefiguur. Centrale vraag is echter wel hoe we als schoolbesturen hiermee omgaan, zeker nu het enkele feit geschrapt zal worden. Wat mag wel en wat mag niet (meer)?
Symposium Kerk & School over dit thema
Over dit thema willen wij met u in gesprek en het symposium kerk & school van DV 18 juni 2015 zal daartoe een eerste aanzet zijn. De wijziging van de Algemene Wet Gelijke Behandeling heeft immers een duidelijke relatie met de vrijheid van godsdienst en onderwijs, dat maakt dat zowel kerk als school met dit thema te maken hebben. Het is daarnaast de bedoeling om hierover in het najaar bijeenkomsten te beleggen, omdat het thema hoogst actueel is en om een antwoord van kerken en scholen vraagt, dat past binnen het nieuwe wettelijk kader. Uitgangspunt daarbij moet echter steeds zijn: een Bijbels gefundeerd personeelsbeleid op de scholen. Houd u de website goed in de gaten voor actuele aankondigingen van bijeenkomsten.