In het masterplan waarover wij eerder schreven kwam naar voren dat er vanuit het kabinet grote zorgen zijn over de beheersing van de basisvaardigheden taal, rekenen, digitale geletterdheid en burgerschap. De minister gooit daarbij geen geld over de schutting bij de scholen (zoals bij het Nationaal Programma Onderwijs wel het geval was), maar biedt hulp aan waar scholen echt wat mee kunnen. Daarbij legt minister Wiersma nadrukkelijk de regie bij de scholen. Zij weten immers wat er nodig is.
Nadere uitwerking
De meeste vragen van de Kamerleden waren gericht op de praktische uitwerking van dit plan. Hoe worden de basisteams ingericht? Hoe gaan we in tijden van personeelstekort werken aan het opkrikken van de basisvaardigheden? Hoe sterk is de sturing vanuit het ministerie in de richting van de scholen en blijft er professionele ruimte voor de leerkracht? De beantwoording van de minister gaf enige richting, maar vraagt nog om nadere uitwerking. De minister zegde toe dat de Kamer halfjaarlijks op de hoogte gehouden wordt van de voortgang.
Burgerschap en digitale geletterdheid
Tijdens het debat was er enige onduidelijkheid over de reikwijdte van het begrip basisvaardigheden. Bedoelen we daarmee alleen taal en rekenen of horen digitale geletterdheid en burgerschap daar ook bij? De minister noemde taal en rekenen ‘de basis van de basis’ en deelde de opvatting van onder andere D66 dat de kerndoelen van burgerschap en digitale geletterdheid nog niet helder zijn geformuleerd. Dat neemt volgens Van Meenen niet weg dat er wel aandacht voor moet zijn in het curriculum, er ligt immers sinds 1 augustus 2021 een wet burgerschapsonderwijs.
Voor meer informatie verwijzen wij naar het commissiedebat en het bericht van de PO-raad.