VGS

Wat opvalt
Het College hecht grote waarde aan hoe de grondslag van de school is verwoord in de statuten en in de akte van benoeming én de aanwezigheid van een identiteitsdocument. In de statuten staat opgenomen dat personeelsleden de grondslag dienen te onderschrijven en dus ook belijdend lid dienen te zijn bij een van de daargenoemde kerken. In de statuten staat daarnaast de volgende bepaling: ‘Indien een personeelslid niet meer voldoet aan deze voorwaarden, dan is dit voldoende grond om de arbeidsovereenkomst te beëindigen’. Wat ook van belang is, is de constatering van het College dat consistent beleid niet inhoudt dat een eenmaal vastgestelde grondslag of beleid niet gewijzigd zou mogen worden. Het College vindt dat de school consistent beleid voert ter handhaving van haar grondslag. Niet ter discussie staat dat de school het recht heeft om onderwijs met een gereformeerde identiteit na te streven. Voor een school met een dergelijke grondslag is het niet onbegrijpelijk of onredelijk om te mogen eisen dat het personeel deze grondslag moet kunnen omarmen, uitdragen en vormgeven. Het hanteren van een lidmaatschapseis van bepaalde kerken ligt in het verlengde daarvan. De leden van het College zeggen nadrukkelijk dat ze geen oordeel uit zullen spreken over de vraag of de docente ‘voldoende geloofskern’ heeft om binnen de gereformeerde grondslag van de school te kunnen functioneren. Bovenstaande afwegingen van het College zijn opvallend in het licht van de politieke discussie rond de AWGB zoals die de laatste maanden is gevoerd.

Consequenties voor de scholen
Dit oordeel laat zien dat scholen hun grondslag strikt mogen handhaven. Het is verstandig om die grondslag duidelijk in zowel statuten, akten van benoeming en bijvoorbeeld in een identiteitsprofiel te verwoorden. Als er maar een heldere grondslag staat en de scholen een consequent personeelsbeleid voeren, is het volgens het oordeel mogelijk om een personeelslid te ontslaan dat de grondslag niet meer onderschrijft en bijvoorbeeld van kerk veranderd is. Voor de VGS achterban kan dit bijvoorbeeld betekenen het niet langer behoren tot de zes kerken die traditioneel tot de achterban van onze scholen behoren.

Nadere uitwerking uitspraak College
Wat zeggen school en docente?
De school geeft aan dat de docente is ontslagen, omdat ze niet meer voldoet aan haar twee benoemingsvereisten, namelijk (1) het van harte onderschrijven en uitdragen van de grondslag én (2) het lidmaatschap van een kerk die in haar statuten vermeld staat. Het College stelt vast dat de docente op basis hiervan is ontslagen en oordeelt dat de werkgever direct onderscheid heeft gemaakt op grond van godsdienst. Onderscheid is zoals gezegd wel mogelijk, en het College weegt daarbij de diverse argumenten van zowel de school als de docente. Wat zijn die argumenten?

  • De docente vindt dat de school niet consequent is in haar personeelsbeleid, omdat de school ook probeert te fuseren met instellingen van een ‘andere evangelische grondslag’ en ook omdat de school al veel eerder wist van veranderingen in haar geloof. Verder vindt ze dat ze op de school kan blijven werken, omdat ze al jaren goed functioneert en de Bijbel onderschrijft. Het kerklidmaatschap vindt ze daarbij niet relevant. Ze wil geen handtekening onder het identiteitsdocument van de school zetten, omdat ze dit niet kan onderschrijven. Ze geeft aan dat meerdere collega’s dit document niet zullen ondertekenen en vindt dat ze hierop dus niet afgerekend mag worden.
  • De school vindt dat zij een consistent beleid voert, omdat er eerder al van een collega afscheid is genomen om vergelijkbare redenen en omdat de docente meermalen is gewezen op de consequenties van haar geloofsveranderingen. De benoemingsvereisten worden strikt toegepast. Het van harte onderschrijven van de gereformeerde grondslag blijft een eis voor het personeel. Daarbij hoort ook het ondertekenen van het identiteitsdocument. Omdat de docente dat niet wilde, heeft de school haar ontslagen.

Juridisch kader
De wet zegt dat er geen onderscheid gemaakt mag worden bij het beëindigen van een dienstverband op grond van godsdienst (artikel 5, lid 1, sub c AWGB). Wel zijn hierop uitzonderingen mogelijk op basis van lid 2 van dit artikel en van jurisprudentie. Zo dient de werkgever een consistent beleid te voeren bij het handhaven van haar grondslag. Ook dienen de onderscheidmakende functie-eisen nodig te zijn voor de verwezenlijking van de grondslag van de school. De derde uitzondering is dat deze eisen niet mogelijk leiden tot onderscheid op grond van het enkele feit van politieke gezindheid, ras, geslacht, nationaliteit, hetero- of homoseksuele gerichtheid of burgerlijke staat.

Hier kunt u het volledige oordeel vinden.

Voor meer informatie neem contact op met ondergetekende.