VGS
"Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden." en "Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond."
Psalm 111 vers 9m en 5b

Tot ons komt de roeping onze kinderen op te voeden in de lering en vermaning des Heeren. De opvoedingsopdracht rust op iedere ouder. Het ouderschap verplicht onze eigen kinderen op te voeden. Niet neutraal, maar tot eer van God en naar Zijn waarden en normen. Ieder mens heeft zich te richten naar de Schepper, ieder kind dient volgens Zijn leer opgevoed te worden. Of een mens het gelooft of niet gelooft. Dat vraagt onze Schepper, dat is heilzaam voor kind en school, voor mens en samenleving.

Wij hebben het werkverbond verbroken. De zaligheid verdienen gaat niet meer. Sterker nog: de Bijbel leert ons dat niemand goed doet. In Gods oog hebben wij allen onze weg en mogelijkheden verdorven. En dat doen we dagelijks weer.

Dat sluit niet uit dat er gelukkig nog veel maatschappelijk goed is en goed gebeurt. We moeten dat in dankbaarheid opmerken en bevorderen waar we dat kunnen. Zo is er nog samenleven onder mensen mogelijk. We hebben de vrede te bewaren met alle mensen en goed te doen aan allen, zoveel in ons is. De Heere wil daar Zijn zegen aan verbinden. Het wordt moeilijker in een samenleving wanneer het algemeen goede, de algemene invloed van Gods waarden en normen, al brutaler miskent en weggeworpen wordt. We ervaren daar best veel van in onze tijd. Dat is zorgelijk. Laat ons gebed voortdurend zijn dat de Heere Zijn Geest, ook in de algemene werkingen, niet verder zal terugtrekken.

Goddelijke opdracht

De opdracht Zijn verbond te houden, komt temeer tot ons wanneer we onze kinderen ten doop houden. De drie-enige God roept ons en onze kinderen zo persoonlijk tot Zijn dienst. Laten we die roeping ernstig nemen. Het volgen van de weg die de Heere wijst, is de enige goede weg. Het is de opdracht voor gezin, school en kerk onze kinderen de Woorden Gods door te geven. Hen bij Zijn inzettingen op te voeden. ‘Hij heeft Zijn verbond in eeuwigheid geboden.’ Dat is vandaag best moeilijk in meerdere opzichten. Maar daarom mogen we het niet nalaten of wat van de eis afdoen. De Heere vraagt zuiverheid en volkomen dienst aan Hem. Hij draagt ons als opvoeders op Zijn inzettingen onze kinderen in te scherpen (Deut. 6).

De ervaring leert dat dit inderdaad uitermate moeilijk werk is. De ondergrond is hard, weerbarstig is het hart van ons en onze kinderen. Toch vraagt de Heere ons aan Zijn opdracht te werken, ook vandaag. Inscherpen, inkerven is nodig. Hoe zullen we dat kunnen? Zijn wij getrouw? In het hart van ons, en ook in dat van onze kinderen, zijn alle zaden van boosheid te vinden. Zo staan we in onze gehele onbekwaamheid bij deze goede opdracht. Laat dat maar nood mogen zijn. En mogen uitdrijven tot de Heere. Wat hebben we de kracht, wijsheid en liefde, de zegen van de Heere nodig!

Wondere genade

‘Hij gedenkt in der eeuwigheid aan Zijn verbond.’ Dat is het grote wonder wat ons geopenbaard wordt in het Woord. De Heere gedenkt aan Zijn verbond. Hij is het aan Zichzelf verplicht mensen te bekeren, vanwege Zijn verkiezend welbehagen. De Vader heeft aan de Zoon beloofd dat Hij loon zal zien op Zijn arbeid. Daarom is er verwachting voor de nakomelingen. De Heilige Geest werkt en woont nog op de aarde in de kerk. Ook in harten en levens van kinderen. Opdat ze van nieuws geboren worden, want anders kunnen wij en onze kinderen immers niet in het rijk van God komen. Als de Heilige Geest door het Woord intrek neemt in het hart, ook van een kind, dan worden we tot God bekeerd. Dan gaan we de Heere vrezen. Hem liefhebben en zoeken. Vanuit een doorleefd Godsgemis, gaan we vragen naar de Heere. In een hartelijke droefheid over de zonde naar God breekt het werk der bekering zich baan. Niet in menselijke kracht, maar door de kracht van Christus’ Geest. En dat vanwege het verkiezend welbehagen des Vaders. In zulk een hart wordt Christus verheerlijkt in de weg van het geloof en het hartelijk vertrouwen op Hem. De Heere brengt Zelf toe, in de weg van prediking en onderwijzen menigmaal.

Biddend uitzien

‘De vreze des Heeren is het beginsel der wijsheid; allen die ze doen hebben goed verstand’, zo zegt het laatste vers van Psalm 111. Welke kinderen hebben het beste verstand? Die heel goed zijn in rekenen of aardrijkskunde? Welke volwassenen zijn wijs? Die het maatschappelijk goed doen of veel van het leven weten te maken? Zeker hebben wij en onze kinderen de gaven die we kregen goed te gebruiken. Daarbij mogen we ontwikkeling en onderwijs niet klein achten. Ieder heeft zijn roeping op school en werk getrouw te vervullen. Dat hoort ook bij de vreze des Heeren. Maar toch wordt het accent hier anders gelegd. Die is verstandig, zelfs wijs, die de Heere vreest. Dat betekent van Hem afhankelijk zijn, op Hem letten in liefde, Zijn Woord ter harte nemen. Dat is vrucht van wedergeboorte. Niet in eigen kracht. Want wie echt de Heere vreest, leert eigen zonde en tekort zeker kennen. Het is een heilzaam geloofswerk als strafwaardige voor Hem te leren buigen en door het geloof op Christus te leren zien en betrouwen. Want uit en door Hem is er leven en verwachting voor tijd en eeuwigheid.

Deze boodschap mag en moet nog steeds uitgedragen worden. Laat er gebedswerk zijn voor het nageslacht. En laten we het toebetrouwde pand getrouw bewaren. Dat is het verbond houden zoals Hij dat geboden heeft. Laat ons gebed bovenal mogen zijn dat Hij Zijn verbond wil gedenken. Want wij met onze kinderen zijn van onszelf op de weg die ten verderve voert. Aangrijpende werkelijkheid. Maar door wonderen vanuit Gods verbond is er andere verwachting. Alleen in die weg. Daarover mag nog onderwezen worden. De Heere zegene kerk, school en gezin ook in het komende.

Door: Ds. P. Mulder, Leiderdorp
"Wij zullen het niet verbergen voor hun kinderen, voor het navolgende geslacht, vertellende de loffelijkheden des HEEREN, en Zijn sterkheid en Zijn wonderen, die Hij gedaan heeft."
Psalm 78 vers 4

Meer informatie over het jubileum vindt u op vgs.nl/100jaar.