De vraag naar het eigenaarschap van de school is eind vorige week in Putten op de Schoolleidersdag van Driestar educatief en VGS onderwerp van gesprek geweest. Die vraag op zichzelf én de antwoorden die daar gegeven zijn, verdienen het om verder doordacht en ook uitgewerkt te worden. Met dit artikel wil ik aan deze discussie een bijdrage aan leveren.
Op grond van artikel 23 van de Grondwet is het geven van onderwijs vrij.
Vanouds hebben ‘groepen van mensen’, samengekomen in bijvoorbeeld een vereniging, van de mogelijkheden die daarmee worden geboden gebruik gemaakt. In de Wet op het primair onderwijs is bepaald dat de rechtspersoon die zo’n school vervolgens in stand houdt, het bevoegd gezag van een bijzondere school is. Simpeler gezegd: het is de vereniging of stichting waar de school vanuit gaat, die de uiteindelijke zeggenschap daarover heeft. Van díe is dus de school. Op die manier is dan ook het antwoord op vraag van wie de school is, in ieder geval in juridische zin, vrij eenvoudig te geven.
En de ouders dan? Wat is hun positie?
Zij hebben op grond van de Wet medezeggenschap onderwijs op een aantal onderdelen van het beleid in ieder geval medezeggenschap.
Maar is de school dan (ook) niet van de ouders?
Juridisch is ook dat in zeker opzicht wel juist, maar dan wel alleen in die gevallen waarin die ouders ook lid van de vereniging zijn. Dan zijn zij immers ‘indirect’, via die rechtspersoon, eigenaar.
Het is overigens nog wel interessant om in het jaar van het honderdjarig bestaan van de VGS nog even te noemen dat uit oude statuten blijkt dat de oprichters van deze organisatie (lees: ds. G.H. Kersten) van mening zijn geweest dat christelijk onderwijs in de eerste plaats een verantwoordelijkheid is van de overheid. Als de overheid zich echter aan deze verantwoordelijkheid onttrekt, zijn het de kerkenraden die de leiding hebben te nemen. Pas als ook die nalatig zijn, zijn het de ouders die in het ‘stichten en onderhouden der scholen’ een taak hebben.
De school is dus van de vereniging (of stichting) waarvan ze uitgaat. Ouders die lid zijn van de vereniging hebben zeggenschap en/of medezeggenschap via de medezeggenschapsraad. Ouders die geen lid zijn, hebben medezeggenschap. Maar zijn er niet nog meer kapiteins op het schip?
Wat is bijvoorbeeld de positie van de overheid?
Ook die heeft in dit kader inderdaad een belangrijke plaats. Want in artikel 23 staat dan wel dat het geven van onderwijs vrij is, maar daar volgt dan wel direct een beperking op, als er staat ‘behoudens het toezicht van de overheid’.
Die vrijheid enerzijds en dat toezicht anderzijds blijken in de praktijk een nogal wankel evenwicht te zijn. Waarbij het dan uiteindelijk de politiek is die beslist wat hierin ‘toelaatbaar’ is. De beide Kamers bepalen immers bij meerderheid van stemmen of iets, of bijvoorbeeld bepaalde wetgeving, al dan niet in strijd is met de vrijheid van onderwijs. De Raad van State en de Onderwijsraad adviseren daarin wel, maar de politiek beslist. Het wordt dus bepaald door de helft plus één…
Het is geen overdrijven als je stelt dat er een tendens is te bespeuren dat de vrijheid van onderwijs steeds beperkter wordt uitgelegd. De aanscherping van de Algemene wet gelijke behandeling en het traject van kerndoelen naar de Burgerschapswet zijn daar voorbeelden van. En dit gebeurt zonder dat de tekst van artikel 23 daarvoor aangepast hoeft te worden.
In dat verband kader heeft prof. F.T. Oldenhuis op de Schoolleidersdag ook nog naar voren gebracht dat scholen, die hij tot het maatschappelijke middenveld rekent, zich in hun opvattingen meer zullen moeten ‘dempen’ (dat wil zeggen zich minder uitgesproken opvattingen kunnen veroorloven) dan bijvoorbeeld kerken. In Putten is dan onder ook andere gediscussieerd over de stelling: De school ontwikkelt zich meer en meer tot een uitvoerder van de liberale agenda!
Hoe het zij, met dit alles is wel duidelijk dat de school in ieder geval óók van de overheid is. Oók dat is een juridische werkelijkheid …
En de leerlingen dan?
De school is er in ieder geval vóór hen. Maar is de school soms ook ván hen?
Het is inmiddels in ieder geval zo dat zij niet langer alleen een leerplicht hebben, maar ook een leerrecht. In internationale verdragen wordt dit nader uitgewerkt en wordt er daarbij ook aangegeven wat het doel van het onderwijs dient te zijn.
Daarmee is de school in juridische zin dan nog wel niet ván de leerlingen, maar het er vóór hen zijn kan zo eenzijdig benadrukt worden, dat het er in de praktijk wel op begint te lijken.
Van wie is de school?
‘Van God’, zo opende prof. H. van den Belt, zijn bijdrage in Putten. Dat is zeker waar. David belijdt immers in Psalm 24:1 zelfs: De aarde is des HEEREN, mitsgaders haar volheid, de wereld en die daarin wonen. Maar Hij, van Wie alles is, schakelt bij Zijn regering wel mensen in. Wie dat zijn?
- Dat is een overheid, die onder haar voorwaarden middelen beschikbaar stelt om onderwijs te kunnen geven.
- Dat zijn ook ouders die hun kinderen niet alleen zelf opvoeden en onderwijzen, maar ze ook op scholen doen of laten onderwijzen.
- Dat is ook de man of vrouw voor de klas, die dat onderwijs daadwerkelijk geeft. Zij hebben in dat geven van onderwijs een niet genoeg te waarderen taak. Op die manier hebben zij een zodanige positie dat die het hebben van een formele medezeggenschapsbevoegdheid als personeelslid ver overtreft!
- Dat zijn kerken die veelal, al dan niet formeel, ook bij de scholen betrokken zijn.
- Tenslotte: dat zijn ook de leerlingen die van hun school heel veel mogen verwachten, voor dit leven én met het oog op het toekomende.
Van wie is de school? Juridisch gezien is het duidelijk. Maar met de bovenstaande opsomming heb ik gemotiveerd aan willen geven dat daarmee beslist niet alles is gezegd. Het blijkt namelijk dat christelijke, de reformatorische school een breder palet van eigenaren heeft, namelijk al degenen die belijden, of in ieder geval respecteren (dat mag in ieder geval ook van de overheid verwacht worden), dat de school van God is. Van de HEERE Die zegt: Ik zal u onderwijzen, en u leren van den weg, dien gij gaan zult; Ik zal raad geven, Mijn oog zal op u zijn (Ps. 32:8).
Lees hier de terugblik op de Schoolleidersdag over het thema ‘Van wie is de school?’