"En hun kinderen spraken half Asdodisch, en zij konden geen Joods spreken, maar naar de taal eens iegelijken volks."Nehemía 13 vers 24
Kennen onze jongeren de Tale Kanaäns nog? Weten ze überhaupt wel wat die uitdrukking betekent? Ik vrees dat sommigen de taal van de wereld beter kennen, dan de taal van de Statenvertaling. Teveel kerkelijke jongeren weten moeiteloos de spelers van het Nederlands voetbalelftal op te noemen, maar als je ze vraagt naar de twaalf apostelen, dan komen ze niet verder dan drie of vier. En kunnen ze vertellen hoe God een mens bekeert? Of wat de wedergeboorte inhoudt? Wat het verschil is tussen rechtvaardiging en heiligmaking? Als dat niet het geval is, waar ligt dan de oorzaak? In het boek Nehemia komen we een geschiedenis tegen die ons daar inzicht in kan geven.
Het boek Nehemia beschrijft de wederopbouw van de tempel. In hoofdstuk 12 komt dat tot een afronding. Maar hoofdstuk 13 volgt nog. En dat beschrijft ons het verval op drie levensterreinen: het godsdienstige leven, het openbare leven en het gezinsleven. De Levieten gingen van ellende weer terug naar hun akkers, omdat het volk hen niet wilde onderhouden. De sabbatdag werd ontheiligd omdat er in Jeruzalem dan gewoon markt werd gehouden. En Nehemia hoort ervan en krijgt toestemming om een ‘nadere reformatie’ door te voeren. De eerste reformatie was niet afdoende gebleken.
En die nadere reformatie was allereerst in de gezinnen nodig. Nehemia signaleerde kinderen die geen Joods meer konden spreken, maar half-Asdodisch. De taal van één van de vijf belangrijkste Filistijnse steden. Hoe was dat mogelijk? Dat blijkt uit vers 23: Ook zag ik in die dagen Joden, die Asdodische, Ammonietische en Moabietische vrouwen bij zich hadden doen wonen.
Er waren dus gemengde huwelijken. Iets wat de Heere streng verboden had. Juist in verband met de gevolgen die in vers 24 openbaar komen: En hun kinderen spraken half Asdodisch, en zij konden geen Joods spreken, maar naar de taal eens iegelijken volks.
Hun kinderen spraken geen Joods, maar Filistijns. Weliswaar nog niet vloeiend, maar al wel half. En daar schrok Nehemia van. Want bij een taal hoort ook een bepaalde leefwereld. Het Asdodisch brengt een eigen cultuur mee. En dat vormt een dodelijk gevaar. De Filistijnen, dat zijn immers de onbesnedenen. Die met God en Zijn Woord geen rekening hielden.
En als de Joodse jeugd geen Hebreeuws meer kende, dan betekende dat een breuk met de HEERE en Zijn dienst. Ze konden immers de Schriften niet meer lezen. De tempeldienst sprak niet meer aan, want ze begrepen niet waar het om ging. De tale Kanaäns was vreemd voor hen. Er groeide een geslacht op dat geen binding meer had met de grote werken Gods uit het verleden. De stap naar totale verlating en afval van God was niet zo groot meer.
Het is niet zo moeilijk om dit verschijnsel op onze tijd toe te passen. Je komt vandaag ook steeds meer kerkelijke jongeren tegen, die half-Asdodisch spreken. Hoe komt dat? Dat ze wel de taal van de wereld kennen, maar niet de tale Kanaäns? Vaak ligt de oorzaak in het gezin. Net zoals dat in Nehemia’s tijd was. Er zijn gezinnen bij wie de dienst des Heeren een marginale plaats inneemt. Het beperkt zich tot de zondagse kerkgang. Maar over de preek wordt niet nagepraat. Psalmen worden er in het gezin niet gezongen. Er is geen huisgodsdienst. De moderne media hebben daar grote invloed. En als de televisie nog net een stap te ver is, dan halen ze via de computer en de smartphone de films wel binnen. Zo leren de kinderen ook half-Asdodisch spreken.
Het proces van verval gaat hard in onze gezindte. En de gezinnen zijn er de grootste oorzaak van. Een reformatorische school en een behouden gemeente zullen dat tij niet automatisch kunnen keren.
We zien dat in de tijd van Nehemia ook. Daar stond die tempel. Daar stonden die sterke muren rond Jeruzalem. Maar wat was het nut er van? Nu de Filistijnen via de gezinnen binnen de muren waren?
Nehemia zag het en hij wist maar één oplossing: een nadere reformatie.
Geve de Heere ons de geloofsmoed, de geloofskracht en de geloofsernst van Nehemia om een nadere reformatie te houden. Want het is hard nodig. Als kerken en als scholen. Maar allereerst persoonlijk. Om voor Gods aangezicht in de schuld te komen. Als iemand die in zijn of haar hart ook zo’n Asdodiet heeft ontdekt. Geen halve, maar een hele. Die beseft dat God ons allemaal naar recht schuldig moet keuren. Maar die nochtans, pleitend op Gods genade in Christus, met Nehemia gaat bidden: gedenk mijner, mijn God, ten goede.
Dan begint ook in ons gezinsleven een reformatie en een nadere reformatie. Een eerste bekering en een dagelijkse bekering. Als we persoonlijk voor God en onder God leren buigen, met het gebed: Gedenk niet meer aan ’t kwaad, dat wij bedreven; Onz’ euveldaad word’ ons uit gunst vergeven.
Vorige meditaties:
- Inscherpen – Deuteronomium 6 vers 7
- Van wie heb je dat geleerd? – 2 Timotheüs 3 vers 14 en 15
- Voor het honderdjarig jubileum – Psalm 78 vers 7
Volgende keer:
"Rabbi, wij weten, dat Gij zijt een Leraar van God gekomen; want niemand kan deze tekenen doen, die Gij doet, zo God met hem niet is."Johannes 3 vers 2
Meer informatie over het jubileum vindt u op vgs.nl/100jaar.