- Inzicht in bijdrage scholen aan sociale en maatschappelijke competenties is beperkt: Het onderwijs levert een belangrijke bijdrage aan de vorming van jonge mensen, maar over de opbrengsten van sociale en maatschappelijke competenties is weinig bekend. “Op stelselniveau is het inzicht in de uitkomsten hooguit fragmentarisch en op schoolniveau is meestal ook weinig of geen zicht op de sociale uitkomsten”, zo concludeert de inspectie. VGS vraagt zich af waarom de inspectie dit in cijfers zou willen meten en weten. “Deze aspecten van het onderwijs zijn niet meetbaar en dat moeten we ook niet willen. De rol van de inspectie moet zich beperken tot de vraag of er aandacht wordt gegeven aan sociale en maatschappelijke competenties. Niet meer, niet minder. We riskeren hier al te snel dat de inspectie zich beweegt op het terrein van het ‘hoe’ van het onderwijs. Dit schuurt ook met wat het initiatiefwetsvoorstel van SGP-Kamerlid Bisschop destijds beoogde”, aldus VGS-bestuurder Moens.
- Burgerschapsopdracht vraagt aandacht en duidelijkheid: Vorig jaar bezocht de inspectie verschillende scholen, waaronder reformatorische, om te onderzoeken hoe het gesteld is met het burgerschapsonderwijs. Volgens haar vraagt deze opdracht meer aandacht van de scholen dan nu het geval is. “Het wetsvoorstel Verduidelijking burgerschapsopdracht in het funderend onderwijs, in combinatie met het traject van curriculumvernieuwing in het funderend onderwijs, onderstreept deze opdracht en wil leraren en schoolleiders duidelijkheid geven over de invulling van de burgerschapsopdracht. Recente discussies over wat deze taak betekent, en de eisen die daarbij aan scholen gesteld mogen worden, onderstrepen daarvan het belang.” De inspectie vindt het van belang dat duidelijke verwachtingen worden geformuleerd, zodat scholen en samenleving weten wat van scholen wordt verwacht en zo nodig geëist mag worden.” De VGS vindt duidelijkheid over wat van scholen verwacht wordt belangrijk, maar wil ervoor waken dat de overheid aanvullende eisen gaat stellen. Geef als politiek het onderwijs juist het vertrouwen dat de scholen dit prima zélf kunnen invullen aan de hand van hun pedagogische opdracht, is ons pleidooi. Over de invulling van het wetsvoorstel Verduidelijking burgerschapsopdracht heeft de VGS zich reeds kritisch uitgelaten. En wij staan hierin niet alleen. Ook prof. dr. Tom Zwart, hoogleraar Crosscultureel Recht aan de Universiteit Utrecht, plaatste in een recente column kritische kanttekeningen bij deze plannen van minister Slob en het recente onderzoek van de Inspectie van het Onderwijs.
- Effectief burgerschapsonderwijs: “Een veilig en open schoolklimaat en ruimte voor discussie in de klas zijn van positieve invloed op de sociale en maatschappelijke competenties van leerlingen. Ook komen een door de school ontwikkelde visie op burgerschapsonderwijs, het hebben van specifieke leerdoelen voor burgerschap en frequente aandacht voor burgerschapsthema’s de sociale en maatschappelijke competenties van leerlingen ten goede.” Op scholen waar veel aandacht is voor burgerschapsonderwijs zijn de verschillen in burgerschap kleiner tussen leerlingen naar sociale achtergrond, blijkt uit onderzoek. Burgerschapsonderwijs kan dus een compenserend effect hebben voor jongeren die van huis uit minder meekrijgen. Het in kaart brengen van de burgerschapscompetenties van leerlingen gebeurt weinig, is de conclusie. “Zowel voor de school als voor de omgeving is daardoor vaak onduidelijk wat leerlingen hebben geleerd en of dat aan de verwachtingen voldoet. Ook hebben scholen hierdoor geen inzicht in de effectiviteit van hun burgerschapsonderwijs. Kansen om de kwaliteit te verbeteren blijven hierdoor onbenut. Dit klemt zeker omdat de resultaten van het burgerschapsonderwijs in Nederland achterblijven bij de verwachtingen.”
- Basiswaarden van de democratische rechtsstaat: De vrijheid van onderwijs biedt scholen de ruimte om vanuit de eigen grondslag invulling te geven aan het onderwijs. Maar, voegt de inspectie eraan toe, “deze vrijheid is niet zonder grenzen”. “Die grenzen worden bepaald door wet- en regelgeving, zoals kerndoelen en de wettelijke burgerschapsopdracht, waarin de basiswaarden van de democratische rechtsstaat, zoals gelijkwaardigheid en het afwijzen van discriminatie een centrale rol spelen.” De inspectie geeft aan dat uit haar burgerschapsonderzoek naar voren kwam dat “scholen daarbij handelen binnen de grenzen van de wet.” Ook stelde de inspectie vast dat op vrijwel geen onderzochte school sprake is van strijdigheid met basiswaarden. Dat geldt ook voor methoden die scholen gebruiken. Wel gaat het soms om opvattingen die in de samenleving tegenspraak oproepen of omstreden zijn. Deze waarneming van de inspectie is positief, volgens Moens, maar hij vraagt zich wel af of de beoordeling van deze methoden niet in strijd is met de inrichtingsvrijheid van het onderwijs.
- Bevordering basiswaarden onvoldoende: Toch is de onderwijsinspectie niet tevreden, omdat soms weinig of geen sprake is van actieve bevordering van basiswaarden van de democratische rechtsstaat. “Actieve bevordering van basiswaarden is op alle scholen belangrijk”, zo valt te lezen in het rapport. “Dat geldt zeker voor scholen waar leerlingen over de schreef gaan of waar leerlingen de opvattingen die de school overdraagt verkeerd kunnen begrijpen. Hoewel ook deze scholen aan de wettelijke opdracht voldoen, vraagt dit toch aandacht. De kern van de burgerschapsopdracht is dat scholen de waarden bevorderen die onze vrije en democratische samenleving mogelijk maken. Onderwijsvrijheid geeft ruimte om eigen opvattingen over te dragen, maar dat kan alleen als er ook ruimte is voor mensen die anders leven, denken of geloven. Bij het bevorderen van de basiswaarden van de democratische rechtstaat hoort ook actieve aandacht voor verdraagzaamheid, gelijkwaardigheid en autonomie.” De VGS wijst er opnieuw op dat uit het burgerschapsonderzoek van de inspectie blijkt dat het reformatorisch onderwijs goed invulling geeft aan het burgerschapsonderwijs. Alle onderzochte reformatorische scholen houden zich aan de wet en het onderwijs strijdt niet met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. “Positief en niet verrassend dat het reformatorisch onderwijs hier goed scoorde. Echter, wat mij grote zorgen baart in deze gehele discussie en ontwikkeling is dat de maakbaarheidsgedachte dominant aanwezig is. Dit is een absoluut verkeerd uitgangspunt. De economisering van het onderwijs, samen met het maakbaarheidsstreven slaan het onderwijs ‘dood’. Het wordt een soort ‘mal’ waarbinnen iedere leerling straks geperst moet worden. Zo niet, dan ben je blijkbaar geen goede burger. Het is ook frustrerend, want het is nooit goed en nooit genoeg. Ook zal blijken dat op den duur er geen ruimte voor diversiteit zal blijven. Geef het onderwijs een kader, geef ruimte, geef vertrouwen en laat de school in de gemeenschap waarin zij staat zich ontwikkelen”, vindt Pieter Moens.
Verder nog een aantal andere opvallende punten uit De Staat van het Onderwijs:
- De inspecteurs zien een stijging van de diplomahoogte van de studenten die ieder jaar het onderwijs verlaten.
- In het voortgezet onderwijs presteren meisjes beter dan jongens.
- In het basisonderwijs staan jongens eerder op achterstand dan meisjes.
- De laaggeletterdheid groeit onder leerlingen.
- Daarnaast ziet de inspectie een afname in de motivatie om te lezen.
- Of het nu gaat om PO, VO, MBO of hoger onderwijs: lezen is een uitdaging in alle onderwijssectoren.
- Het lerarentekort blijft onverminderd hoog.
- De verwachting op de langere termijn is dat de tekorten blijven toenemen, waarbij uiteindelijk heel Nederland ermee te maken zal krijgen.
De Staat van het Onderwijs is te downloaden via de website van de Inspectie van het Onderwijs. In het rapport zijn per onderwijssector veel wetenswaardigheden te vinden.