Casus
Een vrouw werkt bij een christelijk kinderdagverblijf als groepsleidster. Dit kinderdagverblijf wil specifiek christelijke kinderopvang aanbieden en stelt daarvoor de eis dat groepsleiders christen zijn en meelevend lid van een eigen kerkelijke gemeente. Toen zij begon bij het kinderdagverblijf was de vrouw nog op zoek naar een bij haar passende kerk, maar is in de loop van de tijd tot de conclusie gekomen dat ze geen kerk nodig heeft om te geloven. Dit is voor het kinderdagverblijf reden om haar geen nieuw contract aan te bieden. Het kinderdagverblijf vindt dat een christen zijn of haar geloof blijvend moet ‘voeden’ door middel van een actief kerklidmaatschap. Het kinderdagverblijf wil de vrouw echter wel de kans geven een andere baan te vinden. Daarom heeft ze eenmalig een laatste tijdelijk contract gekregen, op voorwaarde dat zij een andere baan zou zoeken.
Positief
Dat het kinderdagverblijf uit ‘overwegingen’ van coulance de medewerkster nog een laatste tijdelijk contract heeft aangeboden, ziet het college niet als een beleid dat willekeurig, ongeloofwaardig of inconsistent is. Daarmee is uit de het oordeel dan ook de voorzichtige conclusie te trekken dat consistentie en coulance elkaar niet geheel uitsluiten. Daarmee hebben schoolbesturen enige ruimte en wordt rigiditeit voorkomen. Dat bleek ook al in de casus rond het ontslag van een leraar op een gereformeerde school, eind vorig jaar.
Een laatste opvallend punt uit het oordeel is dat werknemers niet alleen gehouden kunnen worden aan hetgeen zij ondertekend hebben. Het feit dat een werkneemster al van het beleid op de hoogte is, blijkt hier al voldoende te zijn. Schoolbesturen moeten zich echter wel blijven realiseren dat hetgeen schriftelijk is vastgelegd, eenvoudiger te bewijzen is.