Er is stevig doorgesproken over de monitoring van de sociale veiligheid. Hoe moet die plaatsvinden? Begin dit jaar schreven we er dit over op deze site. ‘Het blijkt dat het instrument dat de school moet gebruiken om te meten een betrouwbaar en gevalideerd meetinstrument moet zijn. De verwachting van de Inspectie is dat er vier of vijf grote aanbieders overblijven waar scholen uit kunnen kiezen. Als scholen of een scholengroep zelf een goed instrument hebben, dan is dat akkoord, hoewel het aan hoge standaarden moet voldoen. Op het ringenoverleg kwam naar voren dat het om een inspanningsverplichting gaat en dat scholen moeten laten zien hoe ze de veiligheid bevorderen. In het schooljaar 2016/2017 zal het toezicht vooral gaan over de vraag welk monitoringsinstrument de school gebruikt. In het schooljaar daarop zal meer naar de inhoud van het beleid worden gekeken.’
Daarnaast bleek laatstgehouden ringenoverleg dat monitoring niet betekent dat alle leerjaren een scan moet worden afgenomen. Een school kan ervoor kiezen om bijvoorbeeld het ene jaar in groep 6 en 8 en het andere jaar in groep 5 en 7 de scan af te nemen. Als deze scan maar een goed beeld geeft.
Dijkstra benadrukte in zijn presentatie dat er geen sprake is van een verplichte incidentenregistratie. Sommige scholen denken dat nog, maar daar heeft de Tweede Kamer indertijd een stokje voor gestoken. Daarnaast gaat de monitoring van de veiligheid over de leerlingen, niet over docenten. Daar zijn Arbo-gerelateerde instrumenten voor.
Daarnaast was er op het ringenoverleg een ietwat technische presentatie van het zogenaamde Bestuursgerichte Toezicht. Meest opvallende daarbij is dat de Inspectie bij dit toezicht uitgaat van grote professionele besturen met meerdere scholen. De VGS heeft opnieuw aandacht gevraagd voor de vrijwillige besturen van eenpitters. De komende maanden moet helder worden hoe hier mee omgegaan wordt.