Dat betoogde vrijdag 1 februari prof. dr. P.J.J. van Geest, hoofdspreker tijdens het Congres Vianen 2019 over het thema “Burgerschap: een nieuwe opdracht?” Dat congres was georganiseerd door onder meer de VGS, Driestar educatief, het Reformatorisch Dagblad en de RMU.
Een christenburger onderscheidt zich door zijn integriteit, vervolgde de bijzonder hoogleraar Augustijnse studies aan de Vrije Universiteit: zijn denken en handelen zijn op een geloofwaardige manier met elkaar in overeenstemming. En mensen in zijn omgeving merken dat aan hem.
Christenen proberen niet over de rug van anderen rijk of beroemd te worden, aldus Van Geest. Nederigheid is juist hun kenmerk. Zijn ze dan niet af en toe toch hoogmoedig? Zeker wel, erkende de wetenschapper. ‘Maar daar hebben ze een medicijn tegen, namelijk zien op de vernedering die Christus onderging. Vanuit de eeuwige gelukzaligheid kwam Hij op aarde om de mensheid te redden.’
Opdracht en missie
Prof. dr. A.B. Dijkstra betoogde in zijn lezing dat het actief bevorderen van de basiswaarden van de democratische samenleving ‘bij uitstek een opdracht en een missie is van scholen met een sterke identiteit.’
Hij riep reformatorische scholen op om de ruimte die ze hebben om hun christelijke maatschappijbeeld over te dragen aan hun leerlingen, ‘vooral te gebruiken.’
De bijzonder hoogleraar toezicht en socialisatie, scholen en onderwijsbestel aan de Universiteit van Amsterdam wees daarbij op een ‘belangrijk aandachtspunt’: scholen met een sterke identiteit moeten er wel op toezien dat ze hun leerlingen leren omgaan met andere ‘opvattingen over het goede leven’ en de spanning die er is tussen de verschillende opvattingen.
Ze moeten, met andere woorden, ‘recht doen aan de vangrails.’ Tot de kern van de burgerschapsopdracht behoort volgens hem ruimte geven aan andere meningen, bijvoorbeeld over seksuele diversiteit.
Machtsmiddelen
Andere opvattingen hebben recht van bestaan, erkende de derde spreker, Bart Jan Spruyt. ‘Conflicten daartussen moet je niet oplossen met machtsmiddelen van de overheid; daarover moet je met elkaar praten.’
Volgens Spruyt hebben christelijke scholen vanuit hun identiteit een ‘goed verhaal over wat burgerschap is.’ Bij dat verhaal hoort dat christenen vreemdelingen en pelgrims zijn, maar dat ze zich tegelijkertijd niet laten opsluiten in hun eigen scholen. ‘Ga naar buiten, zoek het gesprek met anderen op.’ Hij wees in dat verband op positieve ervaringen die hij had opgedaan als docent op de Guido de Brès, een locatie van het Wartburg College in Rotterdam. Leerlingen van die school werden bijvoorbeeld in contact gebracht met scholieren van het Avicenna College, ook in Rotterdam. Dat leidde tot meer wederzijds begrip en respect.
VGS-bestuurder P.W. Moens verwees in zijn openingswoord naar de brief aan Diognetus uit de tweede eeuw na Christus. Daarin staat dat het verschil tussen christenen en andere mensen niet ligt in nationaliteit, taal of gewoonten. ‘Christenen houden zich aan de voorgeschreven wetten, maar overtreffen die nog. Zij houden van alle mensen en worden door allen vervolgd.’ Maar: ‘Wat de ziel is voor het lichaam, zijn de christenen voor de wereld. (…) Hoewel de ziel zich in het lichaam bevindt, behoort zij er niet toe. Zo zijn de christenen ín de wereld, zonder ván de wereld te zijn.’
In samenwerking met de al eerder genoemde partijen die dit congres mogelijk maakten, ging Paul Klomp de straat op om burgers vragen te stellen over het thema ”burgerschap”. Een impressie daarvan vindt u hier.
Meer over dit congres leest u binnenkort in VGS Connect.