Wat zien anderen bij ons? Die vraag is misschien niet zo makkelijk te beantwoorden, om de eenvoudige reden dat wij die ander niet zijn. En misschien zijn we ook te bescheiden om onze goede eigenschappen onder de aandacht te brengen, hetzij bij jezelf, hetzij bij derden. Alsof je daar graag mee gezien wil worden! Laat bescheidenheid ons maar sieren. Maar tegelijk mag het natuurlijk wel ons verlangen zijn dat het woord van de Heere Jezus ons handelen geldt: ‘Laat uw licht alzo schijnen voor de mensen, dat zij uw goede werken mogen zien, en uw Vader, Die in de hemelen is, verheerlijken.’ (Mat. 5:16)
In hoeverre deze woorden op Potifar van toepassing zijn, weet ik niet. Ik lees dat Potifar Jozefs inzet zag. En dat hij zag dat de HEERE, de God van Jozef, duidelijk bij hem was. De zaken gingen goed! Maar of Potifar vervolgens de God van Jozef heeft geëerd, lezen we niet. Dat moeten we loslaten. Maar als we nu even van perspectief wisselen, door eens even met Jozef mee te denken, dan is het voor zijn inzet of functioneren natuurlijk geen voorwaarde geweest, dat zijn baas hem of zijn God zou gaan prijzen. Want zijn motivatie om trouw zijn werk te doen vond Jozef niet in de goedkeuring van en de vertrouwelijke omgang met Potifar, maar wel in de zegen en verborgen omgang met God.
En zo komt het dat de persoon die Jozef was, zijn karakter, zijn trouw, zijn eerlijkheid, zijn openheid, één op één terug te vinden was in de manier waarop hij zijn werk deed. We zeggen weleens dat zulke mensen hun gewicht in goud waard zijn. Nou, voor Potifar misschien letterlijk. Want waar vind je anders zo’n voortreffelijke slaaf! Maar liever dan het hebben over Jozefs gewicht, heb ik het over zijn hart. Jozef heeft een gouden hart. En dat bedoel ik uiteraard niet om hem de hemel in te prijzen. Maar wel om Gods genade aan te prijzen. Het goud van Gods genade, dat door het vuur van de beproeving steeds meer mag gaan schitteren.
En terwijl Jozefs verantwoordelijkheid en aanzien in het huis van Potifar toenam, bleef hij even trouw en toegewijd zijn werk doen als toen hij nog maar net kwam kijken. Zou ik in Jozefs schoenen kunnen of willen staan? Dat lijkt me bij tijden heel moeilijk te zijn geweest. Midden in een heidense omgeving. Met de opdracht loyaal te zijn aan een heidense meester en tegelijk trouw aan God. Buigen voor het gezag van je aardse meester, en tegelijk onbuigzaam in het vasthouden van je normen en waarden. Een dienende houding naar Boven en naar beneden. Wellicht bij tijden met een innerlijke strijd, maar in handelen toch zeker.
Jozef bleef de man zoals zijn collega’s hem kenden, en hij deed wat je van hem kon verwachten. Hij was integer.
Ds. C. Cornet