De burgerschapswet verplicht scholen ten eerste om actief burgerschap en sociale cohesie te bevorderen en schrijft ten tweede een schoolcultuur voor in overeenstemming met de basiswaarden van de democratische rechtsstaat. Twee jaar na aanscherping van de wet willen de vo-scholen weten waar ze staan. ‘We vinden het daarbij belangrijk om dat samen aan te pakken’, aldus Grandia, godsdienstdocent op de Gomarus Scholengemeenschap in Gorinchem en organisator van de conferentie. ‘We hebben elkaar nodig, moeten van elkaar leren. Dat doen we onder andere door deze conferentie te organiseren voor de bestuurders, directies en commissieleden burgerschap van onze scholen.
Gelijkheidsdenken
De godsdienstdocent kijkt met gemengde gevoelens naar de burgerschapsopdracht. ‘Aan de ene kant worden heel veel zaken gevraagd die we eigenlijk al doen, zoals het aanleren van dienstvaardigheid en inlevingsvermogen. Dat zijn niet alleen seculiere, maar ook voluit christelijke deugden. Prima. Aan de andere kant is er ook wel zorg en huiver als het gaat om het gelijkheidsdenken. Bijvoorbeeld rond de genderproblematiek en de acceptatie van mensen met een andere geaardheid. Hoe ga je, om maar iets te noemen, om met twee jongens die hand in hand door de school lopen? Je kunt het elegant verwoorden, maar wat de overheid wil, is toch wat anders dan de Schrift ons voorhoudt. Daar liggen toenemende spanningen.’
Geen fossiel
Als vertrekpunt nemen de scholen de identiteit van de eigen school. ‘We rusten toe vanuit het Woord van God. Als we de wet als vertrekpunt nemen, doen we geen recht aan onze Schepper. Tegelijkertijd willen we geen fossiel van de samenleving zijn. We letten wel degelijk op de behoeften van leerlingen en kaders van de overheid.’ Hoe dat er in de praktijk uitziet? ‘We brengen de standpunten van anderen zo realistisch mogelijk naar voren. Daarbij komen we niet gelijk met wij/zij-denken: wij doen het goed en zij doen het fout. We brengen de standpunten van de ander naar voren vanuit de bronnen die ze zelf aanreiken, zoals teksten of filmpjes van internet.’ Volgens de Gomarist is dat ook wat leerlingen graag willen. ‘Als ik de Rooms-Katholieke Kerk bespreek, laat ik een priester komen. Dan komen leerlingen met het authentieke in aanraking. Hetzelfde geldt voor uitwisseling met leerlingen van een andere school. Waarom denken ze zo, wat brengt het ze? Ik kan het vertellen, maar het is het fijner om het uit hun eigen mond te horen.’
Worsteling
Vervolgens is het de taak van de docent om de tijdgeest te door- zien, gaat Grandia verder. ‘Op zwakten en tegenstrijdigheden te wijzen. Dat vereist de vaardigheid om dusdanige vragen te stellen dat er een luisterend oor komt voor wat de Schrift en de christelijke traditie ons voorhouden.’ De Gouwenaar beschrijft de worsteling die dat met zich meebrengt. ‘Aan de ene kant wil je leerlingen de ruimte geven om een eigen identiteit te ontwikkelen, aan de andere kant wil je ze richting geven. Duidelijk heenwijzen naar Christus. Het juiste evenwicht is een zoektocht. Gelukkig is mijn ervaring dat onze leerlingen veel bagage hebben en vaak heel verantwoorde dingen zeggen.’
'Als inspectie kun je iets wel vinden, maar als school heb je pas iets te doen als het formeel in de onderwijswet staat'Prof. dr. Renée van Schoonhoven
Bij formele wet
Maar hoe zit het juridisch, welke ruimte hebben scholen voor een eigen geluid? Professor Van Schoonhoven, hoogleraar onderwijsrecht aan de Vrije Universiteit in Amsterdam, legt uit: ‘De vrijheid van richting en inrichting wordt gegund. Je kunt je richting, je geloof, mee laten functioneren in en rondom de school. Wel is het zo dat de overheid mag zeggen: die vrijheid is niet oneindig. Die beperken we in de onderwijswetten. Dat gebeurt via de burgerschapsopdracht, maar bijvoorbeeld ook via de kerndoelen en de wetgeving rond sociale veiligheid. Maar wel altijd bij formele wet.’
Schoolcultuur
Maar wat als die inperking zaken voorschrijft in de schoolcultuur, bijvoorbeeld rond autonomie? ‘De Raad van State is op dit onderdeel het meest kritisch geweest. De wetgever is niet op aarde om culturen te beïnvloeden. Je ziet dat terug in het onderzoekskader van de onderwijsinspectie: daarin is het minder concreet terug te vinden.’ Van Schoonhoven benadrukt dat het wetsartikel over de schoolcultuur ook echt apart staat en dus geen onderdeel is van de opdracht om actief burgerschap en sociale cohesie te bevorderen. ‘Je hoeft niet in je plan aan te geven dat dit in de schoolcultuur bevorderd wordt. Dat kan ook niet, want in de cultuur zit de richting of levensbeschouwing verweven. Hoe zou je het willen meten of het gesprek erover aan willen gaan? Dan ga je al snel de discussie aan over de dragende waarden en normen in de school en dat is een lastige. Zolang je als school maar niet met je rug naar de samenleving gaat staan.’
Optuigen
De juriste benadrukt ook dat leerlingen en personeel zich volgens de wet veilig en geaccepteerd moeten voelen. ‘Dat ver- draagt zich niet met een totalitaire cultuur. Je doet er daarom goed aan om in de planontwikkeling met ouders in gesprek te gaan: zij vormen de dragende gemeenschap van je school. Neem ze periodiek mee in de planontwikkeling, doe iets met rondetafelgesprekken.’ De inspectie heeft volgens Van Schoonhoven de neiging om het artikel over de schoolcultuur aan te grijpen om de kerstboom flink op te tuigen. Zo worden in het onderzoekskader acht basiswaarden uitgewerkt. ‘Scholen moeten zich realiseren dat het onderzoekskader geen wet is. Als inspectie kun je iets wel vinden, maar als school heb je pas iets te doen als het formeel in de onderwijswet staat. Pak dus datgene op wat je zelf toch al zou doen en zet de items van de inspectie ernaast. Kun je die toevoegen of kun je uitleggen waarom je die dingen niet doet?’
Ontwikkelingen
Ondertussen worden kerndoelen ontwikkeld rond burgerschap en ligt er een brief vanuit het demissionaire kabinet. Daarin wordt de burgerschapsopdracht als gemeenschappelijke kern van het onderwijs beschreven en de identiteit als “extraatje”. Zorgelijke ontwikkelingen? ‘Het is te hopen dat er, ergens in 2024, geactualiseerde kerndoelen komen. Die mogen niet in strijd zijn met de vrijheid van richting en beperken de ruimte voor de inspectie om eigen onderwijskundige normen te hanteren. De brief vanuit het kabinet vertolkt wat de mainstream van Nederland vindt. Maar we hebben in Nederland nog altijd het mooie beginsel dat de overheid pas kan ingrijpen als er een wettelijke grondslag is. Daarom zou ik zeggen: zorg ervoor dat je je zaken op orde hebt, maar geniet ook van de vrijheid die je nu hebt.’
Dit artikel verscheen in het DRS-magazine van november.