Hieronder allereerst een samenvatting van de belangrijkste bevindingen en aanbevelingen van de Onderwijsraad, en vervolgens een reflectie daarop vanuit VGS/VBSO waarbij – met dank – gebruik is gemaakt van reacties van enkele bestuurders uit de achterban. Zoals deze: “Ik vind het een uitstekend advies en hoop dat dit door alle genoemde gremia ter harte wordt genomen.”
Voor een goed begrip is wel van belang: bij de term ‘schoolbesturen’ en ‘-bestuurders’ wordt hier alleen gedoeld op de besturende bestuurders, niet op intern toezichthouders. Bij een mandaatmodel bijvoorbeeld gaat het om de directeur met bestuursmandaat en niet om de toezichthoudende bestuursleden; bij een one-tier-model gaat het om het DB en niet het TB.
De Onderwijsraad geeft samengevat de volgende adviezen – (1) aan de overheid en (2) aan de schoolbesturen:
1. Aan de overheid: ‘stuur niet centraler maar consistent’
- Ga uit van subsidiariteit (dat wil zeggen: het op een zo laag mogelijk nemen van beslissingen). Regel dus als overheid geen schoolzaken die ook door schoolbesturen zelf geregeld kunnen worden.
- Stel wettelijke kaders waar nodig, bijvoorbeeld bij passend onderwijs en lerarentekort.
- Maak de verplichtingen niet te specifiek. Een verplichting tot samenwerking kan nodig zijn, maar leg dan de vorm van samenwerking niet op.
- In passend onderwijs bijvoorbeeld: houd de samenwerkingsverbanden voor de zwaardere ondersteuning, niet voor de lichtere en normeer het verschil in duidelijke regels.
- Passeer niet de besturen met schoolsubsidies.
- Stuur consistent. Niet met (tijdelijke) doelsubsidies maar met structurele lumpsumbekostiging.
- Demp concurrentieprikkels in de bekostiging, bijvoorbeeld door zwakke / kleine scholen meer toeslag te geven.
- Verval niet in pseudowetgeving, onderwijsvernieuwingen die niet wettelijk verplicht zijn maar wel zo worden gepresenteerd.
2. Aan de schoolbesturen: ‘wees intern stevig verbonden en werk extern samen waar nodig’
- Soms werken schoolbesturen te weinig samen en is er te veel focus op het eigen belang (zoals bij het lerarentekort en bij kansarme kinderen). Besef dat publieke belangen breder zijn dan alleen eigen organisatie. Werk dus samen als dat voor het bredere belang nodig is, zoals bij ondersteuning aan kinderen, bij het werven van leraren.
- Houd elkaar aan de normen voor goed bestuur: handhaaf de codes goed bestuur (en goed toezicht).
- Respecteer ook subsidiariteit, laat op schoolniveau geregeld worden wat op schoolniveau kan.
- Zorg voor verbinding tussen ouders en school, en ouders en bestuur.
- Zorg voor verbinding tussen bestuur, schoolleiding en schoolteam.
- Ook schoolleiders en school moeten kunnen meedenken over de interbestuurlijke samenwerking.
- Ook intern toezicht en MR/AR moeten die samenwerking faciliteren en mede gericht zijn op breder publiek belang.
- Bevorder collegiale visitaties.
- Stel eisen aan de bekwaamheid van schoolbestuurders. Stel een landelijk beroepsprofiel op en gebruik dit als intern toezichthouders bij het werven en het bespreken van het functioneren van een bestuurder.
In het voortraject is door VGS/VBSO gebruik gemaakt van de mogelijkheid van zowel schriftelijk als mondeling de raad van advies te voorzien.
Voor de VGS/VBSO is in grote lijnen de analyse herkenbaar, zijn de adviezen doordacht en kunnen we ons daar ook in vinden.
De Onderwijsraad roept de overheid terecht op afstand te houden en te zorgen voor heldere, consistente kaders. We willen daar nog aan toevoegen: werk vanuit vertrouwen in schoolbesturen, en niet vanuit wantrouwen.
In de woorden van een reformatorisch directeur-bestuurder: “Het advies van de Onderwijsraad aan de overheid om de rol en verantwoordelijkheden van schoolbesturen te respecteren en consistent te sturen, deel ik van harte. Dat is ook van groot belang voor het bewaken van onze identiteit.”
En: faciliteer dat schoolbesturen hun werk doen vanuit morele waarden. In de praktijk op onze scholen ervaren we de zegenrijke werking van samen school zijn op een gedeelde grondslag van Bijbelse waarden en normen. Dat zorgt voor een herkenbare en gezamenlijke innerlijke drijfveer en kompas in de schoolorganisaties. De uitwerking van een ‘moreel kompas’ (waarvoor door VGS/VBSO in het voortraject is bepleit) zal daarbij ook zeker behulpzaam kunnen zijn.
Het tegengaan van segregatie door extra bekostiging voor zwakke scholen is een goed voorstel, waarbij uiteraard aanvullend beleid van belang is.
De adviezen aan de schoolbesturen zijn over het algemeen ook goed en behartenswaardig, ook voor de VGS/VBSO-schoolbesturen. Wel zoeken wij de interbestuurlijke samenwerking bij besturen met dezelfde identiteit. Maar ook zo is het goed mogelijk om onze bredere verantwoordelijkheid voor het publieke belang en voor alle leerlingen vorm te geven. In elk geval is nodig om als bestuur breder te kijken dan alleen de eigen school of scholen, en met andere scholen samen te werken, bijvoorbeeld waar het gaat om onderwijskwaliteit, leerlingenzorg (Berséba) of werving van leraren (Progressus).
Belangrijk is de nadruk op ‘subsidiariteit’ ook voor bestuurders. Zoals één van de schoolbestuurders in een reactie aangeeft: het is positief als “bestuur en beleid zo dicht mogelijk bij de onderwijspraktijk plaatsvindt. Ook bevordert dat de professionele autonomie en het vertrouwen op de werkvloer.”
Het nog meer aandacht geven aan de codes voor goed bestuur en goed toezicht lijkt ons van minder groot belang. Gemotiveerde besturen kunnen met de beschikbare handreikingen en aanwijzingen voldoende hun voordeel doen om de governance op orde te houden.
Een beroepsprofiel voor bestuurders kan – mits goed gehanteerd – inderdaad meer helderheid geven aan de bekwaamheden die daarbij vereist zijn en kan het publiek vertrouwen in schoolbestuurders vergroten. Wel is van belang dat zo’n beroepsprofiel voldoende flexibiliteit biedt om van toepassing te zijn op bestuurders van grote koepels en van kleine besturen. Terecht geeft het rapport overigens aan dat er geen ideale schaalgrootte bestaat, waarbij het wel zaak is om enerzijds de afstand tussen bestuur en school en ouders klein te houden, en anderzijds voldoende bestuurskracht te hebben.
Het advies gaat niet in op de administratie-, verantwoordings- en regeldruk die in het onderwijsveld ervaren wordt, juist bij besturen en schoolleiders en vooral in financiële zin. Onderzoek daarnaar, en naar oplossingen daarvoor, is nog zeer gewenst. Publieke verantwoording over de vormgeving van onze kerntaken is wel heel wenselijk, en daarbij is goed om te laten zien vanuit welke waarden we ook door het onderwijs aan onze kinderen willen bijdragen aan de hele samenleving.
Al met al ligt er een lezenswaardig advies, wat uitgangspunt is voor het goede gesprek rond besturen, zowel intern, onderling als naar buiten toe. VGS/VBSO willen het advies gebruiken bij de (verdere vormgeving van hun dienstverlening). En ook schoolbestuurders kunnen er direct mee aan de slag!
Voor meer achtergrondinformatie verwijzen wij u naar een eerder artikel uit 2022.