VGS

Sprekers en het programma worden op een later moment bekend gemaakt.

Aanmelden kan via de website van Verus, onderaan dit bericht.

Aanleiding

Organisaties en vrijwilligers die zich bezig houden met het verzorgen van informeel onderwijs hebben een grote hoeveelheid kennis en gedrevenheid om kinderen meer bij te brengen over bijvoorbeeld religie (kinder(neven)diensten, clubs en catechisatie van lokale geloofsgemeenschappen), cultuur, een tweede taal, over hoe zij op een prettige manier omgaan met elkaar of hoe zij zich verhouden tot de samenleving en de natuur. Informeel onderwijs kan daarom op een heel positieve manier bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen.

Geen enkel kind zou onderwijs mogen ontvangen in een omgeving waar onverdraagzaamheid, discriminatie en isolationisme worden gepropageerd. Dat is een politieke en maatschappelijke stellingname die breed gedragen wordt. Een democratie staat of valt immers met de mate waarin zij haar burgers kan ondersteunen om kernwaarden als vrijheid, gelijkwaardigheid en solidariteit in de praktijk te brengen. Zowel het reguliere als het informele onderwijs spelen in het overbrengen van dergelijke waarden een belangrijke rol.

Zorgen over informele onderwijsinstellingen

Er zijn echter zorgen over enkele informele onderwijsinstellingen, die een dergelijke rol zouden veronachtzamen. Dit leidde tot de politieke afspraak in het kabinet Rutte IV om sneller te gaan ingrijpen bij informele onderwijsinstellingen en hun vertegenwoordigers wanneer zij anti-integratief, antidemocratisch of antirechtstatelijk opereren. In een brief aan de Tweede Kamer zette toenmalig minister voor primair en voortgezet onderwijs Dennis Wiersma zijn plannen uiteen. Zo wil de minister inzetten op kwaliteitsontwikkeling en op het verplicht stellen van een VOG voor mensen die actief zijn in het informeel onderwijs.

Een andere belangrijke ontwikkeling is het toezicht op informele onderwijsinstanties. In de eerder genoemde brief worden de contouren van een wetsvoorstel geschetst die toezicht moet rechtvaardigen. Dat is nog geen eenvoudige zaak, zo stelt ook de Landsadvocaat. Want wat valt er onder informeel onderwijs? Hoe ziet een scherpe, juridische afbakening van het anti-integratief, antidemocratisch en antirechtsstatelijk onderwijs eruit? En hoe verhoudt zich dat tot allerlei (constitutionele) vrijheden, zoals de vrijheid van meningsuiting, de vrijheid van godsdienst en de vrijheid van onderwijs?

Vanwege deze fundamentele aspecten is (met name) het toezicht op informeel onderwijs een gevoelig punt. Zo liet de Onderwijsinspectie in de Volkskrant van zich horen: de toezichthouder ziet zijn nieuwe taak niet zitten. Ambtenaren van het ministerie van OCW adviseerden tevergeefs eerst onderzoek te doen. Islamitische organisaties deden zelfs aangifte tegen de oud-onderwijsminister.

Informeel onderwijs vanuit het perspectief van religie, recht en samenleving

De relatie tussen overheid en godsdienst wordt gekenmerkt door gepaste distantie en intrinsieke betrokkenheid. Zo stelt Sophie van Bijsterveld in het slothoofdstuk van haar boek Overheid en godsdienst dat de overheid een rol heeft

“in het vinden van een balans tussen ruimte voor pluralisme tegenover de noodzaak van sociale cohesie, van de waarde van beleving van de eigen identiteit tegenover het belang van integratie, of van uitingsvrijheid tegenover het verschuldigde respect voor anderen. Godsdienst is hierin niet weg te denken. In constitutionele termen gaat het om fundamentele thema’s als de betekenis van grondwettelijke vrijheidsrechten, publieke moraal, de betekenis van burgerschap en de aard van het gebod van gelijke behandeling, en nog verdergaand, de rol van de overheid en zelfs het functioneren van de democratie.”

Precies in dit spanningsveld bevindt zich de het politieke en maatschappelijke debat rond informeel onderwijs. Een academische verkenning van informeel onderwijs vanuit het perspectief van de verhouding tussen religie, recht en samenleving kan dan ook verdiepende bijdrage leveren. Relevante (hoofd)vragen in dit licht zijn:

  • Hoe raken de beleidsvoornemens rond informeel onderwijs aan de godsdienstvrijheid en de vrijheid van meningsuiting zoals vastgelegd in de Grondwet en in mensenrechtenverdragen? In hoeverre zijn de inperkingen gerechtvaardigd? Welke dillema’s spelen er rond deze grondrechten?
  • Op welke manier speelt de onderwijsvrijheid zoals verwoord in artikel 23 Grondwet een rol in de ontwikkeling van toezicht op informeel onderwijs? Welke dilemma’s spelen er rond het toezicht?
  • In hoeverre dragen de beleidsvoornemens vanuit pedagogisch perspectief bij aan het oplossen van de geanalyseerde problemen? Welke andere oplossingen zijn denkbaar?

Aanmelden

Aanmelden kan via de website van Verus, onderaan dit bericht.