Per 1 augustus gelden de nieuwe onderzoekskaders van de Inspectie. Gedurende het voorjaar van 2023 hebben we als VBSO en VGS (ook in overleg met Verus) in meerdere brieven en gesprekken onze visie gegeven op de belangrijkste voorgenomen wijzigingen.
De belangrijkste aanpassingen hebben betrekking op burgerschapsonderwijs. Zo is er een “standaard basisvaardigheden” geformuleerd, die ook een formulering omvat van waar het burgerschapsonderwijs aan moet voldoen. Daarbij zijn een aantal aspecten van belang:
- Allereerst blijkt dat de ‘standaard burgerschap’ heel nauw aansluit bij de wettelijke tekst van de burgerschapsopdracht. Hier hadden wij ook op aangedrongen. Slechts op twee, hieronder te noemen onderdelen, geeft de standaard een inhoudelijke interpretatie die niet letterlijk in de wettekst staat, maar wel op de wet terug te voeren is.
- Het eerste punt is dat de Inspectie benoemt dat het respect voor basiswaarden tot uiting moet komen in drie aspecten, namelijk “kennis, vaardigheden en houdingen”, die worden aangeleerd.
- De tweede invulling is gegeven met de koppeling naar de kerndoelen voor burgerschap. Inmiddels is het wetsvoorstel in consultatie gekomen waarmee het vaststellen van deze kerndoelen wettelijk mogelijk moet worden gemaakt. Het onderzoekskader stelt nu dat de burgerschapsopdracht ook betekent dat aan deze kerndoelen moet worden voldaan.
- Verder heeft VBSO/VGS – vergeefs – aangedrongen op een aanpassing van Bijlage 6 bij de onderzoekskaders, de uitwerking van de burgerschapsopdracht en met name van de 8 basiswaarden die de Inspectie daar noemt (geïntroduceerd in 2021). Ook staat daar een nadere omschrijving van “samenhangend en doelgericht”, met onder meer als vereiste dat resultaten van het burgerschapsonderwijs op enigerlei wijze zichtbaar moeten zijn. Juridisch is de vraag of de uitwerking van de 8 basiswaarden in deze bijlage als bindend moet worden beschouwd, nu deze waarden niet in de wettekst genoemd zijn. De Inspectie betoogt dat dit wel bindend is, op grond van de toelichting bij de wet. Inhoudelijk gaat deze invulling beduidend verder dan de genoemde ‘standaard burgerschap’. Gelukkig zijn de bewoordingen zo algemeen dat we die waarden wel kunnen inbedden in een Bijbelse visie, maar het risico bestaat dat de Inspectie bijvoorbeeld de waarde “autonomie” op enig moment zo gaat uitleggen dat kinderen niet of nauwelijks mogen worden gestuurd in hun keuzes. Als dat gebeurt, komen er wel conflicten.
- In de onderzoekskaders is bovendien de normering voor “voldoende” of “onvoldoende” voor een school gewijzigd. In die zin dat nu een score “onvoldoende” voor het onderdeel “Basisvaardigheden” (waaronder dus burgerschap) direct leidt tot een “onvoldoende” voor de school. Die normering geldt nu nog niet, maar vanaf augustus 2024.
Duidelijk lesdoel
Daarnaast zijn er nog enkele aanpassingen doorgevoerd in de onderzoekskaders. Zo is de normering “goed” (naast “voldoende” en “onvoldoende”) op schoolniveau geschrapt (op bestuursniveau blijft deze er wel).
Verder is de standaard voor pedagogisch-didactisch handelen gewijzigd en wordt iets meer algemeen omschreven wat van een professionele leraar wordt verwacht. Onder meer dat de lessen een “duidelijk lesdoel” hebben, en ook dat leraren “hoge verwachtingen” moeten hebben van hun leerlingen.
Het belang van burgerschap
Voor ons en onze scholen is een Bijbelse vorming van de kinderen, met aandacht voor hun verantwoordelijkheid en voor naastenliefde, altijd al van belang geweest. De focus van ons burgerschapsonderwijs verandert wel, naarmate de vraag sterker wordt hoe we omgaan met de wereld om ons heen en de tijdgeest die ook ons beïnvloedt. En welke verantwoordelijkheden we hebben richting onze overheid en onze naaste?
Maar het blijft zo dat ons burgerschapsonderwijs moet zijn ingericht (zoals het hele onderwijs en de schoolcultuur) vanuit het geloof en de waarden en normen van de Bijbel en de belijdenis. Zoals recent ook met allerlei Bijbelse uitgangspunten en praktische toepassingen is uitgewerkt in Bijbels onderwijzen.
De sterk aangezette positie van burgerschapsonderwijs in deze tussentijds gewijzigde Onderzoekskaders komt niet uit de lucht vallen. De laatste jaren is een toenemend streven zichtbaar in politiek en regering om via het onderwijs sociale cohesie te bevorderen en (vermeende) “anti-rechtsstatelijke” groeperingen in te kapselen.
Dat kwam afgelopen voorjaar zelfs tot uiting in een Kamerbrief met voorstellen om informeel onderwijs aan toezicht te onderwerpen. In de kabinetsreactie d.d. 3 juli 2023 op het advies van de Onderwijsraad (Grenzen stellen, ruimte laten) wordt eveneens veel nadruk gelegd op de verplichting voor scholen om binnen de bandbreedte te blijven van de democratische rechtsstaat. Zie hier de reactie van VGS en VBSO op die kabinetsreactie.
Het manco bij dit alles is dat die democratische rechtsstaat niet voor iedereen hetzelfde betekent. Het risico is dat partijen die hechten aan het levensdoel van maximale individuele ontplooiing, nogal eens veronderstellen dat vrijwel iedereen zo denkt en dat het voor iedereen goed is om zich hieraan te committeren – zeker voor opgroeiende kinderen.
Belangrijk is dat politici beseffen dat de rechtstaat spelregels aanreikt over hoe we in ons land met elkaar omgaan en tot waar de invloed van de overheid op het leven van burgers reikt. De basiswaarden van de rechtsstaat schrijven geen levensvisie voor en bepalen niet hoe we onze kinderen opvoeden. En anderzijds is van belang dat we uitleggen dat burgerschap vanuit de Bijbel goed is voor de school, voor de kinderen, voor de mensen om ons heen.
Met dank overgenomen van de VBSO.